Artsenwijzer Podotherapeut
Inhoudsopgave
Deel I: aanduiding problematiek per lokalisatie
- nagel 16
1.1 hyperconvexe nagels (kromme nagel, krom naar de zijkant/unguis incarnatus)
1.2 nagelbedletsel, al dan niet met fractuur
1.3 nagelwalproblemen/rondom ontsteking/omloopje (paronychia, of eeltvorming
in de nagelwal)
1.4 onychogryphosis (wildgroeiende nagel)
1.5 onycholysis (loslaten van de nagelplaat)
1.6 onychomycosis (schimmelnagel)
1.7 subunguaal clavus (likdoorn/keratoma onder de nagel)
1.8 subunguaal haematoom (bloedblaar onder de nagel)
1.9 unguis incarnatus (ingegroeide nagel)
1.10 voetverzorging - huid
2.1 algemene ontstekingen
2.2 callus (eelt, hyperkeratose)
2.3 clavus (likdoorn, eksteroog, keratoma)
2.4 huidverkleuringen
2.5 littekens
2.6 neurovasculair clavus
2.7 ulcera (wonden)
2.8 verrucae (wratten)
2.9 voetverzorging - tenen 20
3.1 bursa/bursitis (slijmbeurs(-ontsteking))
3.2 capsulitis (ontsteking/irritatie van de gewrichtskapsel) komt onder meer bij reuma voor
3.3 chronische (sub)luxatie van de teengewrichten
3.4 exostosen/osteofyten
3.5 hallux valgus
3.6 hallux limitus/hallux rigidus
3.7 hamerstand/klauwstand digiti
3.8 jicht
3.9 osteod osteoom
3.10 supra/infraductie van digiti (tenen liggen over elkaar heen)
3.11 wintertenen/perniosis/fenomeen van Raynaud
3.12 zandteen of volleybalteen - voorvoet 22
4.1 capsulitis MTP- gewricht (ontsteking/irritatie gewrichtskapsel; wordt ook bij reuma gezien)
4.2 (chronische) (sub) luxatie MTP 2-5 (bij hamerteen,hypermobiliteit MTP’s of traumatisch;
wordt ook bij reuma gezien )
4.3 compressie-neuropathie n. peroneus profundus
4.4 compressie-neuropathie n. peroneus superficialis
4.5 doorgezakte voorvoet / pes transversus
4.6 exostosen/osteofyten
4.7 ganglion (verdikking, met name in een pees)
4.8 hallux valgus
4.9 hallux limitus/hallux rigidus (verminderde beweeglijkheid MTP-1/ verstijving MTP-1)
4.10 insertietendopathie/tendinitis van overige spieren van de metatarsus (zoals m. hallucis longus)
4.11 jicht
4.12 joplin’s neuroma (compressie-neuropathie van de n.plantaris medialis, aan de mediale zijde
van het MTP-1)
4.13 marsfractuur (vaak fractuur van os metatarsale 2, door overbelasting)
4.14 metatarsalgie
4.15 morbus Köhler II (avasculaire botnecrose van het caput metatarsale 2/ziekte van Freiberg)
4.16 mortonse neuralgie (compressie-neuropathie van de n. plantaris pedis in de intermetatarsale
ruimte, meestal tussen 3-4
4.17 neurinoom (neuroma/neuroom)
4.18 sesamoïde osteochondrosis
4.19 sesamoïditis
4.20 preidplatvoet
4.21 stands- en functie-afwijkingen van de 1 ste straal(inclusief metatarsus primus
elevatus, plantairgeflecteerde 1 ste straal, hypermobiele 1 ste straal)
4.22 tailors bunion (bursa/bursitis aan de laterale zijde van het caput metatarsale 5,
vaak met varisatie van digitus 5, abductie van het os metatarsale 5 en exostosevorming)
4.23 zandteen of volleybalteen
- middenvoet 27
5.1 accessoir os naviculaire syndroom
5.2 arthritis/arthrosis van de midtarsale gewrichten
5.3 compressie-neuropathie n. peroneus profundus
5.4 compressie-neuropathie n. peroneus superficialis
5.5 compressie-neuropathie nn. Plantaris medialis en lateralis (onder m. abductor hallucis longus
5.6 exostosen/osteofyten
5.7 fasiïtis plantairis (irritatie van de aponeurosos plantairis)
5.8 ganglion (verdikking in een pees)
5.9 insertietendopathie m. peroneus brevis
5.10 insertietendopathie m. tibialis anterior
5.11 insertietendopathie m. tibialis posterior
5.12 insertietendopathie/tendinitis van overige spieren van de metatarsus (zoals m. hallucis longus)
5.13 midtarsale overbelasting van de plantaire ligamenten
5.14 morbus Köhler 1 (aseptische botnecrose in het os naviculare)
5.15 morbus Köhler 1 (aseptische botnecrose in het os naviculare)
5.16 pes cavus/pes cavo varus
5.17 pes planus/pes planovalgus/pes valgus - achtervoet 30
6.1 anterior tibiotalair compressiesyndroom
6.2 apophysitis calcanei (morbus Sever)
6.3 arthrosis in het bovenste spronggewricht (komt ook bij reuma voor)
6.4 bursitis calcanei plantaris (inclusief calcaneodynie)
6.5 bursitis retrocalcaneale
6.6 bursitis subcutane achillei
6.7 calcaneusfractuur (status na fractuur)
6.8 compressie-neuropathie n. peroneus superficialis
6.9 exostosen/osteofyten
6.10 fasciïtis plantaris (irritatie van de aponeurosis plantaris
6.11 ganglion (verdikking in een pees)
6.12 Haglund exostose
6.13 hielspoor (calcifisering onder de calcaneus, meestal t.h.v. de origo van de fascia plantaris)
6.14 instabiliteit van de enkel
6.15 pes cavus/pes cavo varus
6.16 pes planus/pes planovalgus/ pes valgus
6.17 plantair hielpijn syndroom
6.18 sinus tarsi syndroom
6.19 tarsaal tunnel syndroom (compressive van de n. tibialis onder het retinaculum flexorum achter
de mediale malleolus)
6.20 tendinitis/tenosynoviïtis van de m. peroneus brevis
6.21 tendinitis/tenosynoviïtis van de m. tibialis anterior
6.22 tendinitis/tenosynoviïtis van de m. tibialis posterior
6.23 valgusstand van de calcaneus in combinatie met standsverandering in voet en been
6.24 varusstand van de calcaneus in combinatie met standsverandering in voet en been
- enkel/onderbeen
7.1 achillodynie
7.2 anterior tibiotalair compressiesyndroom
7.3 arthrosis in het bovenste spronggewricht (komt ook bij reuma voor)
7.4 compressie-neuropathie van de n. peroneus communis (t.h.v. het collum fibulae)
7.5 eversietrauma
7.6 insertietendopathie van de pes anserinus (superficialis)
7.7 instabiliteit van de enkel
7.8 inversietrauma
7.9 loge syndroom (anticusloge/compartimentensyndroom (waaronder de m. tibialis anterior))
7.10 sinus tarsi syndroom
7.11 tarsaal tunnel syndroom (compressie van de n. tibialis onder het retinaculum flexorum achter
de mediale malleolus)
7.12 tendinitis/tenosynoviïtis van de m. peroneus brevis
7.13 tendinitis/tenosynoviïtis van de m. tibialis anterior
7.14 tendinitis/tenosynoviïtis van de m. tibialis posterior
7.15 tibialis stress syndroom (voorheen aangeduid als ‘shin-splints’; meestal insertietendopathie van
de m. tibialis post./ant.)
7.16 verminderde dorsaalflexie in het enkelgewricht - knie
8.1 gonarthrosis
8.2 insertietendopathie van de pes anserinus
8.3 jumper’s knee (infrapatellaire insertietendopathie, apexitis patellae)
8.4 meniscus irritatie
8.5 morbus Osgood-Schlatter (apophysitis tibialis adolescentium)
8.6 overbelasting van het lig.collaterale mediale
8.7 overbelasting van de m. quadriceps femoris
8.8 retropatellaire chondropathie (pijn achter de knieschijf/beschadiging van het
retropatellaire kraakbeen
8.9 tractus iliotibialis-frictiesyndroom - heup/bekken/lage rug
9.1 bursitis iliopectinea (psoas bursitis)
9.2 bursitis subtrochanterica
9.3 coxarthrosis
9.4 (lage) rugklachten
9.5 pubalgie (verzamelnaam voor aandoeningen die pijn veroorzaken rond het
tuberculum pubicum/os pubicum)
9.6 Snapping hip (coxa saltans)
Deel II: aanduiding problematiek bij chronische ziekten/aandoeningen
- diabetes mellitus (DM)
10.1 charcot voet
10.2 clavi en callus (likdoorns en eelt/eeltknobbels)
10.3 deformiteiten en verminderde beweeglijkheid in gewrichten
10.4 lichte huidafwijkingen bij DM
10.5 nagelafwijkingen
10.6 neuropatische pijn
10.7 periodieke controle
10.8 pijn bij lopen
10.9 pijn in rust/nachtelijke pijn
10.10 preventie maatregelen nadiagnose DM
10.11 status na amputatie (teen, tenen)
10.12 ulceratie (vasculair ulcus, neuropathisch ulcus, neuro-vasculair ulcus) - reumatische aandoeningen
11.1 (sub) acute fase bij RA
11.2 arthrosis
11.3 capsulitis/periostitis
11.4 exostosen/knobbelvorming
11.5 jicht
11.6 preventie wonden (risicogroep door exostosen/dunne huid)
11.7 standsafwijkingen
11.8 verergering of continuering van pijn bij RA
11.9 verminderde beweeglijkheid in de gewrichten
11.10 wondbehandeling - aanvullende behandeling bij chronische ziekten/aandoeningen
Deel III: aanduiding problematiek via algemene trefwoorden
- revalidatie
13.1 amputatie gewricht van Chopart/LisFranc (meest distale amputatie) (status na amputatie)
13.2 amputatie van een teen(teen, tenen) (status na amputatie)
13.3 calcaneusfractuur (status na fractuur)
13.4 posttraumatische- en/of postoperatieve aandoeningen van de onderste extremiteiten - afwijkende houding en beweging
14.1 antalgische gewoontehouding
14.2 bekkenscheefstand ten gevolge van een (schijnbaar)beenlengteverschil
14.3 knie/heup/rugklachten bij afwijkende voetstand en/of- functie
14.4 overpronatie tijdens lopen/geproneerd lopen
14.5 supinatie bij hielcontact/gesupineerd
14.6 tenengang - sporters
15.1 achillodynie (zie 7.1)
15.2 anterior tibiotalair compressiesyndroom (zie 6.1)
15.3 fasciïtis plantaris (zie 5.7)
15.4 Haglund exostose (zie 6.12)
15.5 insertietendopathie van de pes anserinus (superficialis) (zie 7.6)
15.6 instabiliteit van de enkel (zie 7.7)
15.7 Joplin’s neuroma (zie 4.12)
15.8 Jumper’s knee (zie 8.3)
15.9 nagelproblematiek (zie 1.1 –1.9)
15.10 pubalgie (zie 9.5)
15.11 tibiaal stress syndroom (zie 7.15)
15.12 tractus iliotibialis-frictiesyndroom (zie 8.9)
15.13 zandteen of volleybalteen (zie3.12) - kinderen
16.1 gangafwijkingen bij kinderen met een cerebrale parese
16.2 genu valgum (x-benen)
16.3 genu varum ( o-benen)
16.4 juveniele chronische arthritis (zie 11.1 – 11.3 – 11.6 – 11.7)
16.5 kommateentjes
16.6 platvoet
16.7 tenengang - ouderen
17.1 instabiel looppatroon - migranten
- verstandelijk gehandicapten
19.1 instabiel looppatroon
Trefwoordenlijst
Voorwoord
Deze artsenwijzer podotherapie is tot stand gekomen op basis van subsidie van het College voor
Zorgverzekeringen (CVZ) in het kader van het programma ‘implementatie Kwaliteitsbeleid
Paramedische Zorg’ (IKPZ).
De ontwikkeling van een artsenwijzer podotherapie sluit aan bij de wens om podotherapie
transparant te maken en bij de behoefte bij podotherapeuten aan kwaliteitsinstrumenten. De
ontwikkeling van een artsenwijzer speelt in op de onduidelijkheid bij verwijzers over de aard en
inhoud van de behandeling podotherapie en de categorieën patiënten die baat kunnen hebben bij
podotherapie. Eveneens is er onduidelijkheid en de nodige onbekendheid met betrekking tot de
indicatiestellingen voor podotherapie en de werkzaamheden van podotherapeuten enerzijds en die
van de pedicure, de orthopedisch schoenmaker en de podoloog anderzijds. De artsenwijzer
beoogt een hulpmiddel voor huisartsen en specialisten te zijn om doelmatig voor podotherapie te
kunnen verwijzen.
De artsenwijzer bestaat uit een algemeen deel en een specifiek deel. In het algemene deel wordt
ingegaan op de beroepsinhoudelijke aspecten van podotherapie. De verwijzer krijgt via dit deel
zicht op wat podotherapie in het algemeen inhoudt.
In het specifieke deel zijn patiëntengroepen die baat kunnen hebben bij podotherapie beschreven
en gekarakteriseerd naar (onder meer ) de aard van de aandoening en de klachten of problemen in
het functioneren. Per categorie patiënten wordt tevens de aard, inhoud en het te verwachten
effect van de podotherapeutische behandeling aangegeven.
De podotherapeut zal in principe individuele oplossingen kunnen bedenken voor alle
aandoeningen waarbij klachten aan voet, enkel, been, rug of problemen bij het lopen voorkomen.
Het zou in het kader van deze uitgave te ver voeren om ook al deze aandoeningen en klachten
waarbij de podotherapeutische behandeling verlichting kan brengen te vermelden, vandaar dat
daarvan op deze plaats is afgezien.
Tenslotte zij vermeld, dat wij het NHG en de LHV erkentelijk zijn voor de getoonde bereidheid om
ons tijdens de totstandkoming van de artsenwijzer van advies te dienen.
Met het opstellen van de artsenwijzer hebben zich meerdere mensen bezig gehouden. Wij willen
hen hiervoor hartelijk dankzeggen. In het bijzonder:
Mw. H.E. Fuit-van Dalen, podotherapeut.
Drs. R. Somers, arts/podotherapeut
Mw. S. de Waal, podotherapeut
Mw. Dr. C.D. van Ravensberg, bewegingswetenschapper/NPi
Het bestuur van de Nederlandse
Vereniging van Podotherapeuten
Amersfoort, mei 2004
Verantwoording
Opbouw artsenwijzer
In het algemene deel wordt omschreven wat het paramedische beroep “podotherapeut” inhoudt.
Voorts wordt het methodisch handelen beschreven, alsmede de behandeldoelen. Tot slot worden
in het kort de behandeltechnieken behandeld.
Bij de ontwikkeling van het specifieke deel van de artsenwijzer is gekozen voor het omschrijven van
de problematiek in drie aparte onderdelen:
– Aanduiding problematiek per lokalisatie
– Aanduiding problematiek bij chronische ziekten/aandoeningen
– Aanduiding problematiek via algemene trefwoorden
- Aanduiding problematiek per lokalisatie
Gekozen is voor een onderverdeling van de voet in huid, tenen, voorvoet, middenvoet en
achtervoet (zie figuur 1).
De overige relevante lichaamsdelen zijn ingevuld per gewricht, samen met het proximaal daarvan
gelegen deel (enkel/onderbeen, knie/bovenbeen, heup/bekken/lage rug.
Aandoeningen op meerdere lokalisaties
Enkele aandoeningen kunnen op meerdere lokalisaties voorkomen. Indien in voorkomende
gevallen de behandeling op de verschillende lokalisaties identiek is, wordt verwezen naar de
lokalisatie waar de aandoening het meest frequent voorkomt. Indien de behandeling verschilt,
wordt de aandoening bij alle voorkomende lokalisaties beschreven.
Lokalisatie van de oorzaak van de klacht
Bij enkele aandoeningen (vooral bij neurogene klachten) is de lokalisatie waar de klacht zich
openbaart een andere dan de lokalisatie van de oorzaak van het probleem. Waar dat voorkomt
wordt verwezen naar de lokalisatie van het (veelal mechanische) probleem dat aan de klachten ten
grondslag ligt.
Als bijvoorbeeld de lokalisatievan het probleem zich bevindt in de articulatio talocruralis, is de
aandoening bij enkel/onderbeen en niet bij de achtervoet opgenomen.
Alle aandoeningen die als klacht bijvoorbeeld pijn aan de mediale zijde van de enkel geven, maar
die op zich niet in de articulatio talocruralis zijn gelokaliseerd, zijn bij de achtervoet opgenomen.
In de betreffende tekst is daar een verwijzing naar opgenomen.
Naast de lokalisatie van het probleem is het voettype van groot belang bij de keuze van de
behandeling, dit in verband met de biomechanische consequenties. De podotherapeut zal daar
altijd rekening mee houden. In deze artsenwijzer wordt daar niet nader op ingegaan.
- Aanduiding problematiek bij chronische ziekten/aandoeningen
In dit deel wordt ingegaan op podotherapeutische indicaties voor behandeling van patiënten met
diabetes mellitus, reumatische aandoeningen en morbus Parkinson. Bij de ontwikkeling van deze
onderdelen wordt zoveel mogelijk getracht aan te sluiten bij het project PACK, waarbij het er om
gaat aan de huisarts aan te geven welke indicaties er zijn voor verwijzing naar (een van de
beroepsspecifieke vormen van ) paramedische zorg bij patiënten met een chronische
ziekte/aandoening.
III. Aanduiding problematiek via algemene trefwoorden
In dit deel van wordt een link gelegd met bijzondere doelgroepen: personen in (post-)
Revalidatieperioden, personen met afwijkende houding en beweging, sporters, kinderen, ouderen,
Migranten en verstandelijk gehandicapten. In dit deel wordt ingegaan op bijzondere aspecten, met
Verwijzing naar de indicaties en behandeling in de twee voorgaande delen.
Schrijfwijze
De schrijfwijze van de in deze artsenwijzer opgenomen aandoeningen is overeenkomstig de
Nederlandstalige Internationale Classificatie van Ziekten (international Classification of Diseases;
ICD). De schrijfwijze voor de anatomische structuren is ontleend aan de Nomina Anatomica, de
internationale standaard op dit gebied.
Als eerste (zoek) term is in het algemeen de medische (ICD) term c.q. naam van de aandoening
gehanteerd, vanwege de doelgroep gebruikers (artsen/medici). Daarna is de veelgebruikte
nederlandse term aangegeven en waar dat relevant is geacht met daaropvolgend eventuele synoniemen.
Zittingen Podotherapie
Veelal zijn 3 zittingen podotherapie nodig:
1 zitting voor het podotherapeutisch onderzoek, 1 zitting voor de aflevering van benodigde
hulpmiddelen en voor advisering van de patiënt, 1 zitting voor controle van hulpmiddelen en het
opvolgen van de adviezen. Het komt zo nu en dan voor dat –op indicatie- één of twee nacontroles
plaats moeten vinden.
Bij huid- en nagelaandoeningen is het aantal zittingen niet altijd voorspelbaar. Dit kan variëren van
1 tot 6 zittingen of meer (bijvoorbeeld bij neuropathische ulcera).
Het hier aangegeven aantal zittingen bij een bepaalde behandeling kan alleen als een vrij grove
algemene indicatie worden aangeduid. Het aantal zittingen, dat een patiënt nodig heeft, is
afhankelijk van de ernst van de klachten, de oorzaak van de klachten, de mate van therapietrouw
van de patiënt en van het behandelplan en de behandeldoelen die de behandelend
podotherapeut samen met de patiënt heeft opgesteld.
Trefwoordenlijst
Aan de artsenwijzer is een trefwoordenlijst toegevoegd, waarin de indicaties en hun synoniemen
Afzonderlijk zijn opgenomen.
Figuur 1. Overzicht lokalisaties
Algemeen deel artsenwijzer
Het paramedische beroep ‘podotherapeut’
De podotherapeut behandelt personen met voetklachten of klachten aan het houdings- en
bewegingssysteem, die voortvloeien uit een afwijkend functioneren en/of afwijkende stand van de
voeten. De podotherapeut behandelt op verwijzing van de arts met als doel:
– het opheffen, verminderen of compenseren van stoornissen in het steun- en
bewegingsapparaat, door middel van orthesen, prothesen of andere hulpmiddelen aan de voet;
– het uitwendig bestrijden van aan de voeten aanwezige huidaandoeningen;
– het voorkomen en bestrijden van nagelafwijkingen;
– het geven van advies over bovenstaande onderwerpen en over het voor de individuele persoon
geschikt schoeisel in verband met de (voet) klachten.
De podotherapeut is voornamelijk werkzaam in een particuliere praktijk (85%). In een ziekenhuis
(met name op de voetenpoli) werkt 11 % van de beroepsgroep en 2 % werkt in een gezondheids-
centrum. De overige podotherapeuten zijn werkzaam in verpleeghuizen, revalidatiecentra of in
speciale centra voor reuma- en/of diabetespatiënten.
De podotherapeut werkt in toenemende mate samen met andere beroepsbeoefenaren, zoals
huisartsen, de diabetes-verpleegkundige, fysiotherapeut/manueel therapeut, oefentherapeuten
Cesar en –Mensendieck en de pedicure. In ziekenhuizen en in voetenpoli’s wordt samengewerkt
met de orthopeed/orthopedisch chirurg, algemeen chirurg, revalidatiearts, internist, neuroloog,
vaatchirurg en de gipsverbandmeester. Indien podotherapeutische behandeling de klachten
onvoldoende vermindert kan een verwijzing naar de orthopedisch schoenmaker mogelijk uitkomst
bieden.
Herkenbaarheid
De bevoegdheid tot het voeren van de titel podotherapeut wordt verkregen door het behalen van
een door de overheid erkende opleiding voor podotherapeuten.
De opleiding podotherapie is een 4-jarige, fulltime HBO-opleiding, minimale vooropleiding HAVO,
met een studiebelasting van 6560 uur. Opleidingen tot podotherapeut zijn gevestigd aan de
Fontys Hogeschool in Eindhoven en aan de Saxion Hogeschool in Enschede.
De uitoefening van podotherapie is geregeld via de Wet BIG, Staatsblad 523, 1997, (artikel 34
AMVB), tezamen met de andere van oudsher als ‘paramedisch’omschreven beroepen. Deze
beroepen kennen geen verplichte registratie en heben geen wettelijk tuchtrecht, maar hebben
wel elk een eigen beschermde opleidingstitel (zoals bijvoorbeeld die van ‘fysiotherapeut’ en
‘podotherapeut’) Behandeling van patiënten vindt plaats op verwijzing van een praktiserend arts.
Na behandeling vindt een rapportage naar de verwijzer plaats.
De overheid heeft de verantwoordelijkheid voor de kwaliteitsbewaking bij de beroepsgroepen
zelf neergelegd wat heeft geresulteerd in de oprichting van de ‘Stichting Kwaliteitsregister
Paramedici’. Voor herregistratie in het kwaliteitsregister worden eisen gesteld aan de omvang van
de werkervaring en de omvang van de deskundigheidsbevordering. Anno mei 2004 is 85 % van de
podotherapeuten aangemeld bij het Kwaliteitsregister Paramedici.
Er zijn in Nederland omstreeks 400 praktizerende podotherapeuten van wie meer dan 90% lid is
Van de NVvP, de Nederlandse Vereniging van Podotherapeuten.
Aanverwante beroepsgroepen
De podotherapeuten onderscheiden zich van andere beroepsgroepen die zijn gericht op
Voetverzorging en/of zooltherapie met name door:
- een 4 jarige HBO opleiding met een studiebelasting van 6560 uur
- de officiële wettelijke erkenning als paramedische beroepsgroep
- het bezit van de wettelijk beschermde titel ‘podotherapeut’
- een wettelijk (in artikel 34 van de wet BIG) geregelde beroepsuitoefening
- de bevoegdheid tot het uitvoeren van diagnostische tests/methoden die niet alleen de voet,
maar ook de statiek van het menselijk lichaam betreffen, en de bevoegdheid tot het formuleren
van een podotherapeutische diagnose als basis voor de behandeling
- behandeling op verwijzing van de arts
De titel ‘Podotherapeut ’is beschermd, maar de aanduiding ‘podotherapie’ niet . Daarmee samen-
hangend zijn er andere beroepsgroepen die ook aangeven dat zij zich met ‘podotherapie’
bezighouden zoals:
– podologen
– podokinesiologen
– podo-posturaal-therapeuten
Dit is zowel voor cliënten als voor verwijzers erg verwarrend.
Ter vergelijking: de leden van deze beroepsgroepen volgen veelal een niet officieel erkende
opleiding aan het ‘Podologisch Opleidingsinstituut’. De podologie-opleiding is een deeltijd-opleiding
die verschillende trajecten heeft. De basisopleiding ‘Podologie & Praktijk’ duurt 6 maanden en
heeft een studiebelasting van 192 uur. Er zijn daaropvolgend ook aanvullende modules mogelijk,
maar het totaal is niet vergelijkbaar met de officiële 4- jarige HBO-opleiding. De opleiding is voor
iedereen toegankelijk. De genoemde beroepsgroepen hebben in tegenstelling tot de
podotherapeut vrije toegankelijkheid.
Deze beroepsgroepen hebben bovendien geen opleiding voor het behandelen van huid- en/of
nagelafwijkingen of aandoeningen zoals de diabetische voet.
Gezien de voor de opleiding tot podotherapeut vereiste vooropleiding op (minimaal) HAVO-niveau
en de studiebelasting van 6560 uur is het duidelijk dat het bij podologen, podo-posturaal-
therapeuten en de podokinesiologen om andere beroepsgroepen gaat, met andere kwalificaties en
competenties.
Pedicures
Podotherapeuten verwijzen patiënten/cliënten wel door naar pedicures voor
‘onderhoud, verzorging’ van de voeten. Pedicures kennen een vrije toegankelijkheid. Bij
pathologie/aandoeningen behoren de pedicures de patiënt naar de huisarts door te verwijzen, of
contact op te nemen met de podotherapeut.
Orthopedisch schoenmaker
Podotherapeuten werken ook samen met de orthopedisch schoenmaker, met name waar het gaat
om aanpassingen van de schoenen. Daarbij gaat het vooral om schoenaanpassingen voor
aandoeningen/standsveranderingen waar geen correctie in de voet/enkel zelf meer mogelijk is.
(Een deel van de podotherapeutische zolen wordt aangemeten vanuit de gedachte dat actieve
correctie (vanuit de voet/enkel) mogelijk is; met de podotherapeutische zolen worden dergelijke
‘actieve correcties’ als het ware uitgelokt en gefaciliteerd.)
Daarbij kan men denken aan bepaalde voettypen (heel smal, erg breed) in combinatie met
bepaalde pathologie zoals exostosen, gevolgen van systeemziekten, post-traumatische
aandoeningen etc.
Indien de therapie door de podotherapeut onvoldoende resultaat heeft krijgen de patiënten vaak
het advies (met begeleidend schrijven aan de verwijzer) om een orthopedisch chirurg te
consulteren met de vraag of orthopedische schoenen geïndiceerd zijn.
Verwijzing en vergoeding Podotherapie
De podotherapeut kent een gevarieerde patiëntenpopulatie. In deze populatie kunnen enkele
specifieke doelgroepen onderscheiden worden, zoals(patiënten met diabetes mellitus, chronisch
reuma, kinderen, ouderen en sporters (zie het inhoudelijk deel voor indicaties).
Voor een behandeling door de podotherapeut is een verwijzing van de (huis-)arts of specialist
verplicht.
In de verwijzing staat (bij voorkeur)de door de arts gestelde (differentiaal) diagnose en de
zorgvraag of gevraagde behandeling.
De podotherapeut zal in alle gevallen een uitgebreid onderzoek doen om de oorzaak van de
klachten /aandoening te achterhalen en de daarbij behorende behandeling vast te stellen.
De vergoeding voor een podotherapeutische behandeling is anno 2003 nog niet geregeld in de
basisverzekering. Steeds meer ziektenkostenverzekeraars vergoeden via een aanvullende
verzekering (een deel van) de kosten van de podotherapeutische behandeling. De patiënt wordt
geadviseerd hier zelf informatie over in te winnen bij de betreffende zorgverzekeraar.
Methodisch handelen/doelen
In het kader van het methodisch handelen zal een podotherapeutisch onderzoek uit de
Hiernavolgende onderdelen bestaan. Afhankelijk van de klacht kunnen een of meerdere
Onderdelen meer aandacht krijgen:
- vragen naar de relevante persoonlijke gegevens;
- afnemen van een klachtgerichte anamnese;
- uitvoeren van een inspectie, waarbij wordt gelet op standsafwijkingen van voeten, benen en
rug bij de staande en zittende patiënt en op eventuele afwijkingen aan huid en/of nagels;
- analyseren van het looppatroon: hierbij wordt gekeken naar het totaalbeeld van het lopen.
zoals naar de afwikkeling van de voet, de bewegingsuitslag in knie, heup en romp en naar
de spoorbreedte en paslengte. De beoordeling vindt meestal plaats op grond van de ‘klinische
blik’ van de podotherapeut, eventueel aangevuld met bijvoorbeeld video-opnamen van het
looppatroon of opnamen met een computergestuurd drukmeetsysteem, waarmee de
drukopbouw onder de voet en de voetafwikkeling beoordeeld kunnen worden aan de hand
van referentiewaarden;
- palperen van de relevante anatomische structuren;
- uitvoeren van een functie- onderzoek van de voeten en enkels en, op indicatie, van de
knie, de heup en de rug. Hierbij worden de beweeglijkheid en stabiliteit van de gewrichten
nagegaan , en kunnen spiertesten (spierkracht, spierlengte) en pijnprovocaties worden
uitgevoerd;
- formuleren van de podotherapeutische diagnose, inclusief de (vermoedelijke) oorzaak van de
klachten;
- opstellen van een podotherapeutisch behandelplan;
- bespreken van de podotherapeutische diagnose, behandeldoelen en mogelijkheden voor
behandeling met de patiënt;
- uitvoeren van behandelplan na overeenstemming met patiënt en (indien nodig) evaluatie
tijdens een controlezitting.
Doelen van de podotherapeutische behandeling kunnen zijn:
- aanpassen van drukverdelingen in de voet
- corrigeren van afwijkende gewrichtsstanden
- verbeteren van het looppatroon
- verbeteren van de statiek
- bevorderen/verbeteren van de mobiliteit van personen
- preventie van gezondheidsproblemen en/of voorkomen van verergering
- verminderen van klachten aan voet, maar ook aan benen en/of rug, voorzover deze een
- relatie hebben met problemen aan de voet/afwijkende statiek
- het voorkomen en uitwendig bestrijden van aan de voeten aanwezige huid- en nagel
- aandoeningen
- het geven van advies over bovenstaande onderwerpen en over het voor de individuele
- persoon geschikt schoeisel in verband met de (voet)klachten
- verbeteren van de kwaliteit van leven van personen met voetklachten
Behandel technieken Podotherapie
De podotherapeut heeft verschillende behandelmogelijkheden en hulpmiddelen tot zijn beschikking, die al dan niet in combinatie worden gegeven. Dit zijn:
- Toepassen van nagelcorrecties:orthonyxie of onychoplastie
orthonyxie is het plaatsen van een nagelbeugel ter correctie van een afwijkende vorm van de nagel
(zoals bij hyperconvexiteit). Bij onychopastie wordt een ontbrekend deel van de nagel vervangen of
aangebouwd door bijvoorbeeld een kunstnagel, ter voorkoming van ingroei.
onychoplastie wordt toegepast tot de patiënt klachtenvrij is en de nagel voldoende ver is uitgegroeid.
orthonyxie wordt bij een goede corrigeerbaarheid van de nagel toegepast totdat de nagel de juiste
vorm heeft, bij een onvoldoende corrigerend vermogen van de nagel tot de patiënt klachtenvrij is en bij
recidiverende klachten mogelijk gedurende de rest van het leven.
- Vervaardigen en aanmeten van orthesen (anders zolen) en prothesen
orthesen en prothesen kunnen worden gemaakt van verschillende materialen, maar vaak worden
siliconen gebruikt. Orthesen worden gemaakt ter correctie van een afwijkende teenstand (harde
orthese) of ter bescherming van een pijnlijke plek waarbij correctie niet meer mogelijk is (zachte
orthese). Prothesen worden bijvoorbeeld toegepast ter vervanging van een geamputeerde teen, om te
voorkomen dat de voet vervormt en ter verbetering van de afwikkeling van de voet tijdens het lopen.
Na gedegen onderzoek van de voet ( en het looppatroon) wordt de orthese vervaardigd. Na
aflevering/aanpassen is meestal nog een éénmalige nacontrole gewenst. Afhankelijk van de aandoening
en de mobiliteit van de tenen zal een orthese gedragen moeten worden tot de patiënt klachtenvrij is,
of gedurende de rest van het leven. Bij een corrigerende orthese is geregeld controle nodig,
bijvoorbeeld elke 6 maanden tot 1 maal per jaar. Indien nodig zal alleen op indicatie een controle
plaatsvinden.
- Vervaardigen en aanmeten van podotherapeutische zolen
Andere benamingen zijn ‘inlays en ‘steunzolen’. In de literatuur wordt ook vaak de term ‘orthesen’
gebruikt. Doelen zijn: corrigeren van stands- en functieafwijkingen van de onderste extremiteit en de
wervelkolom, compenseren van structurele afwijkingen in de voet, ontlasten van kwetsbare structuren
of een combinatie van doelen. De zolen worden individueel op maat gemaakt, op grond van de
gegevens die de podotherapeut bij zijn onderzoek heeft verkregen. Hiervoor zijn verschillende
methoden beschikbaar (bijvoorbeeld methode Lavigne, gebruik van thermoplastisch materiaal,
CAD- CAM). De podotherapeutische zolen zijn (meestal) flexibel en afhankelijk van het doel van
harder of zachter materiaal (ter correctie worden harde materialen gebruikt, ter ondersteuning/
ontlasting van structuren worden zachtere materialen gebruikt). Na vervaardiging van de zolen en een
eerste check bij levering/aanpassen volgt een afspraak voor evaluatie/controle, meestal na een
periode van 6-8 weken. Afhankelijk van de aandoening dienen de podotherapeutische zolen gedragen
te worden tot enkele maanden nadat de patiënt klachtenvrij is (b.v. bij een blessure) en in andere
gevallen gedurende de rest van het leven ter voorkoming van recidief- klachten (bijvoorbeeld bij
een beenlengteverschil of bij een hallux valgus). Bij het blijvend dragen van de podotherapeutische
zolen is een jaarlijkse controle gewenst in verband met leeftijdsafhankelijke verandering van de voet
en/of verandering op basis van het corrigerend vermogen van de zolen. Op grond van de bevindingen
bij deze controle worden de zolen aangepast of, bij slijtage, vervangen. Meestal zal na 2-4 jaar
vervanging van de podotherapeutische zolen noodzakelijk zijn.
- Uitvoeren van een instrumentele behandeling
Hieronder wordt verstaan het verwijderen van eelt en likdoorns (d.m.v. snijden en frezen) en het
behandelen van nagelklachten. Er is een indicatie voor Podotherapie wanneer deze behandeling niet
door een pedicure kan worden uitgevoerd (bijvoorbeeld bij patiënten met vaatlijden, zoals op grond
van diabetes mellitus).
- Uitvoeren van wondbehandeling
Bij een (diabetisch) ulcus kan de podotherapeut het ulcus behandelen (inclusief verwijderen van
eeltranden, debrideren, spoeling en verbinden) en drukvrij leggen en zo de wondgenezing bevorderen.
- Toepassen van een caustische behandeling
Hierbij wordt bedoeld het met uitwendige medicamenten bestrijden van verrucae en/of
granulatieweefsel.
- Toepassen van een vilttherapie (ook met andere drukontlastende middelen dan vilt)
Door plaatsing van een viltverband kunnen pijnlijke plekken (tijdelijk) drukvrij gelegd worden.
Deze behandeling kan op zichzelf staan of worden gecombineerd met een meer definitieve
therapie later in het herstelproces.
- Toepassen van verbanden en taping
Voorbeelden zijn het aanbrengen van een metatarsaalbandage bij een marsfractuur, of een
taping bij een fasciïtis plantaris of een inversietrauma van de enkel. Deze behandeling kan
op zichzelf staan of worden gecombineerd met een meer definitieve therapie later in het
herstelproces.
- Toepassen van schoenmodificaties
Wanneer op zich goed schoeisel bij een patiënt toch klachten geeft (zoals bij exostosen op de voet)
kunnen met verschillende materialen en middelen ‘op maat’ aanpassingen in de schoen worden
aangebracht, ter verbetering van de pasvorm en ter preventie van drukplekken en wonden.
- Geven van schoenadvies
De podotherapeut houdt bij het geven van advies over voor de individuele patiënt geschikt schoeisel
onder meer rekening met de anatomische eigenschappen van (de voet van) de gebruiker, het
gebruiksdoel (zoals soort werkactiviteit, klimmen, lopen, soort sportactiviteiten), gebruik van
therapeutische zolen, orthesen en prothesen en de intensiteit van het gebruik.
- Geven van preventieve adviezen
Hieronder wordt onder meer verstaan het geven van oefeningen die de patiënt thuis zelf kan
uitvoeren of het geven van adviezen zoals het afwisselen van belasting en rustperioden.
- Geven van adviezen voor voethygiëne en voetverzorging
Adviseren over adequate voethygiëne en voetverzorging, inclusief het controleren op
drukplekken, nagelingroei en verwondingen. Dit vormt met name voor patiënten met
allerlei vormen van vaatlijden (inclusief diabetespatiënten) een belangrijk onderdeel van de
behandeling.
- Screening
Met name bij patiënten met diabetes mellitus is screening op risicofactoren voor het ontstaan
van drukplekken en wonden van belang.
SPECIFIEKE DEEL ARTSENWIJZER
Deel I: Aanduiding problematiek per lokalisatie
- Nagel
Veelal zijn 3 zittingen podotherapie nodig:
1 zitting voor het podotherapeutisch onderzoek, 1 zitting voor de aflevering van benodigde hulpmiddelen en voor advisering van patiënt, 1 zitting voor controle van hulpmiddelen en het opvolgen van de adviezen. Op indicatie kunnen per jaar – in enkele gevallen – nog 1 of 2 nacontroles plaats moeten vinden.
Bij huid- en nagelaandoeningen is het aantal zittingen niet altijd voorspelbaar, en kan variëren van 1 tot 6 zittingen of meer.
1.1 hyperconvexe nagels (kromme nagel, krom naar de zijkanten/unguis incarnatus)
moment verwijzing: | bij klachten |
---|---|
klachten: | pijn, vooral in de nagelsulcus |
behandeling: | verwijderen van eelt/hyperkeratose, schoonmaken van nagelsulci (en subunguaal) en aanmeten van nagelbeugel (orthonyxie) ter correctie van de kromming |
verwacht resultaat: | goed, maar recidief is mogelijk |
1.2 nagelbedletsel, al dan niet met factuur
zie ter vergelijking ook subungaal haematoom 1.8
moment verwijzing: | acuut/direct |
---|---|
klachten: | ernstige pijn |
behandeling: | ontlasten van het subunguaal haematoom, spalken/tapen aan aanliggende teen en begeleiden van de groei van de nieuwe nagel |
verwacht resultaat: | afhankelijk van de ernst van het letsel is er kans op blijvende aantasting van het nagelbed |
1.3 nagelwalproblemen/rondom ontsteking/omloopje (paronychia) of eeltvorming in de nagelwal
moment verwijzing: | direct |
---|---|
klachten: | pijn en/of ontsteking |
behandeling: | schoonmaken, verwijderen van eelt/hyperkeratose, daarna doorverwijzen naar pedicure voor onderhoud |
verwacht resultaat: | pijnvrij, bij eeltvorming grote kans op recidief |
1.4 onychogryphosis (wildgroeiende nagel)
moment verwijzing: | bij klachten |
---|---|
klachten: | pijn, eeltgroei |
behandeling: | nagel dun maken/frezen; verwijzing naar pedicure |
verwacht resultaat: | goed, bij recidief herhaling van de behandeling |
1.5 onycholysis (loslaten van de nagelplaat)
moment verwijzing: | bij klachten; ontstaat vaak t.g.n. onychomycosis of trauma |
---|---|
klachten: | pijn |
behandeling: | 4-6 maanden controle op ingroei, indien ingroei plaatsvindt: behandeling zie 1.9 |
verwacht resultaat: | goed, klachtenvrij maar de onycholysis verdwijnt (meestal) niet vanwege beschadiging van het nagelbed |
1.6 onychomycosis (schimmelnagel)
Geen indicatie voor podotherapie; lokale en/of orale medicatie kan nodig zijn. Bij lokale medicatie is doorverwijzing naar de pedicure voor het dunner frezen van de nagel zinvol.
1.7 subunguaal clavus (likdoorn/keratoma onder de nagel)
moment verwijzing: | direct |
---|---|
klachten: | pijn en/of ontsteking |
behandeling: | schoonmaken, verwijderen van de clavus, eventueel doorverwijzen naar de pedicure. Schoenadvies geven zoals een hoger neusschot of een ‘grotere’ schoen. |
verwacht resultaat: | pijnvrij, maar wel grote kans op recidief |
1.8 subunguaal haematoom (bloedblaar onder de nagel
moment verwijzing: | direct |
---|---|
klachten: | pijn en druk onder de nagel, na een trauma |
behandeling: | nagelplaat doorboren om druk onder de nagel te verminderen. Drukvrij leggen met vilt. Wondverzorgingsadvies. Daarna eventueel begeleiden van de uitgroei van de nagel bij onycholysis. |
verwacht resultaat: | pijnvrij |
1.9 unguis incarnatus ( ingegroeide nagel)
moment verwijzing: | direct |
---|---|
klachten: | pijn, altijd met ontstekingsreactie |
behandeling: | verwijderen van de |
ontstekingshaard/het nageldeel: | eventueel verwijderen van granulatieweefsel en aanvullen van het verwijderde deel van de nagel door een kunstnagel. Als de ontsteking weg is ook wel orthonyxie (nagelbeugel) toepassen. Opheffen van de oorzaak om recidief te voorkomen. Knipadvies geven aan patiënt. |
verwacht resultaat: | goed, volledig herstel |
1.10 voetverzorging
Podotherapeuten geven alleen advies over schoeisel en verzorging van voeten. Onderhoud en/of verzorging van de voeten vormt geen indicatie voor Podotherapie, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn zoals bij allerlei vormen van vaatlijden en andere risico’s en complicaties, zoals (doorgemaakte) ulceratie en/of (multiple) pathologie inclusief diabetes mellitus. De verwijzer moet in deze gevallen bij voorkeur wel naar de pedicure verwijzen (bij patiënten met diaberes mellitus naar een pedicure met een DM- aantekening). |
---|
- huid
Veelal zijn 3 zittingen podotherapie nodig:
1 zitting voor het podotherapeutisch onderzoek: 1 zitting voor de aflevering van benodigde
Hulpmiddelen en voor advisering van de patiënt, 1 zitting voor controle van hulpmiddelen en het opvolgen van de adviezen. Op indicatie kunnen per jaar – in enkele gevallen – nog 1 of 2 nacontroles plaats moeten vinden. Bij huid- en nagelaandoeningen is het aantal zittingen niet altijd voorspelbaar, en kan variëren van 1 tot 6 zittingen of meer (bijvoorbeeld bij neuropathische ulcera).
N.B. onderstaande aandoeningen kunnen op meerdere lokaties op de voet op de voet voorkomen
2.1 algemene ontstekingen
Geen indicatie voor Podotherapie
2.2 callus (eelt hyperkeratose)
moment verwijzing: | bij snelle recidivering van klachten (ondanks behandeling door pedicure). |
---|---|
klachten: | veel eelt en/of pijn |
behandeling: | opheffen van de oorzaak door (siliconen) orthese of corrigerende en/of ontlastende podotherapeutische zool en schoenadvies, verwijderen van het eelt. |
verwacht resultaat: | goed, eventueel verwijzen naar pedicure voor onderhoud. |
2.3 clavus (likdoorn, eksteroog, keratoma)
moment verwijzing: | bij snelle recidivering van klachten (ondanks behandeling
door pedicure) |
|
---|---|---|
klachten: | pijn en problemen bij lopen | |
behandeling: | weghalen clavus, opheffen van de oorzaak door (silliconen)
orthese of podotherapeutische zool. Schoenadvies en/of schoenmodificatie. |
|
verwacht resultaat: | goed, onder de voet (plantaire zijde) vaker recidief;
eventueel verwijzen naar pedicure voor onderhoud. Een complicatie is een neurovasculair clavus ( zie 2.6) |
2.4 huidverkleuringen
Geen indicatie voor Podotherapie
2.5 littekens
moment verwijzing: | bij klachten |
---|---|
klachten: | pijn of excessieve eeltvorming |
behandeling: | verwijderen van het eelt en drukvrij leggen door een
(siliconen) orthese of ontlastende en/of compenserende zool |
verwacht resultaat: | goed, klachtenvrij |
2.6 neurovasculair clavus
moment verwijzing: | bij klachten |
---|---|
klachten: | pijn, ook indicatie bij ernstige pijn na weghalen clavus door pedicure |
behandeling: | weghalen van de clavus en de betreffende plek drukvrij leggen; in de
eerste instantie met vilt, daarna met een podotherapeutische zool Of silliconen orthese tussen de tenen of op de tenen. |
verwacht resultaat: | vaak persisterende problemen. Na 1 jaar plastische chirurgie overwegen door een chirurg die gespecialiseerd is in behandeling van voeten. |
2.7 Ulcera (wonden)
Zie, ook voor wonden op basis van allerei vaatlijden, onder diabetes mellitus bij 10.12
2.8 verrucae (wratten)
moment verwijzing: | bij klachten en/of pijn onvoldoende effect van een stikstofapplicatie of dectrotimer, of ter voorbereiding voorafgaand aan een stikstofapplicatie |
---|---|
klachten: | pijn |
behandeling: | verwijderen van eelt. Chemische behandeling met b.v. salicylzuur. Ontlastend viltverband. Eventueel ontlastende podotherapeutische zolen bij langdurende en blijvende klachten. Zolen worden gedragen tot de verrucae zijn verdwenen. |
verwacht resultaat: | chemische |
behandeling: | verwijderen van de verruca, c.q. de virusgeïnfecteerde cellen in dode deel van de huid. Dit is niet altijd geheel mogelijk en er is een sterke neiging tot recidivering. Resultaat bij zolen: klachtenvrij. Verruca wordt met zolen niet verwijderd, wel drukvrij gelegd. Ontlastende zolen en/of viltverband kunnen een gunstig effect hebben op de behandeling met stikstof. Zonder behandeling verdwijnt een verruca meestal binnen 2-6 jaar. Verrucae onder de voet worden bij voorkeur niet chirurgische verwijderd vanwege kans op littekenvorming. |
2.9 voetverzorging
podotherapeuten geven alleen advies over schoeisel en verzorging van voeten. Onderhoud en/of verzorging van de voeten vormt geen indicatie voor podotherapie, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn zoals zoals bij allerlei vormen van vaatlijden en andere risico’s en complicaties, zoals (doorgemaakte) ulceratie en/of (multiple) pathologie inclusief diabetes mellitus. De verwijzer moet in deze gevallen bij voorkeur wel naar de pedicure verwijzen (bij patiënten met diabetes mellitus naar een pedicure met een DM- aantekening.)
- tenen
Veelal zijn er 3 zittingen podotherapie nodig:
1 zitting voor het podotherapeutische onderzoek, 1 zitting voor de aflevering van benodigde hulpmiddelen en voor advisering van de patiënt, 1 zitting voor controle van hulpmiddelen en het opvolgen van de adviezen. Op indicatie kunnen per jaar – in enkele gevallen – nog 1 of 2 nacontroles plaats moeten vinden.
N.B. ook combinaties van afwijkende tenenstand komen veel voor, zoals een hallux valgus met klauwstand van de overige digiti.
3.1 bursa/bursitis (slijmbeurs(-ontsteking))
moment verwijzing: | zo snel mogelijk |
---|---|
klachten: | pijn, zwelling, roodheid, warmte |
behandeling: | drukvrij leggen met viltverband en/of (siliconen)orthese. Opheffen van de oorzaak, schoenadvies, zodanig aanmeten van een podotherapeutische zool. Bij blijvende ontsteking met roodheid en zwelling de bursa openmaken en nettoyeren, eventueel behandelen met fenol. |
verwacht resultaat: | goed, snel pijnvrij. Vaak blijvende (orthesen en/of podotherapeutische zool) therapie nodig. |
3.2 capslitis (ontsteking/irritatie van het gewrichtskapsel) (komt onder meer bij reuma voor)
moment verwijzing: | bij klachten |
---|---|
klachten: | pijn met dragen van schoenen, pijn bij belasting, zwelling |
behandeling: | in acute fase: viltbandage. Daarna (corrigerende en/of) protectieve (siliconen) orthese. Schoenadvies. |
verwacht resultaat: | vermindering van pijnklachten |
3.3 chronische (sub)laxatie van de teengewrichten
moment verwijzing: | bij klachten |
---|---|
klachten: | pijn of problemen bij lopen |
behandeling: | nagaan of de klachten niet worden veroorzaakt door het schoeisel. Spalken met (siliconen-)orthese, soms blijvend noodzakelijk. Bij acute fase van (sub)luxatie: tapen. Aanmeten van een podotherapeutische zool ter verbetering van de afwikkeling van de voet. |
verwacht resultaat: | goed, pijnvrij |
3.4 extosen/osteofyten
moment verwijzing: | bij klachten |
---|---|
klachten: | pijn, problemen met lopen of schoenproblematiek |
behandeling: | drukvrij leggen door protectieve en/of corrigerende (siliconen-) orthese. Schoenadvies. Eventueel schoenmodificatie. |
verwacht resultaat: | exostose blijft aanwezig, patiënt is wel klachtvrij |
3.5 hallux valgus
zie vanwege de lokalisatie van het achterliggende probleem onder voorvoet bij 4.8
3.6 hallux limitus/hallux rigidus
zie vanwege de lokalisatie van het achterliggende probleem onder voorvoet bij 4.9
3.7 hamerstand/klauwstand digiti
moment verwijzing: | bij klachten, preventief bij kinderen |
---|---|
klachten: | pijn, eeltvorming, schoenproblemen. Kinderen hebben vaak geen klachten. |
behandeling: | verwijderen van eelt indien noodzakelijk. Schoenadvies. -bij voldoende beweeglijkheid van de digiti: corrigerende (siliconen-)orthese ter verbetering van de stand van de tenen. -bij onvoldoende beweeglijkheid van de digiti: protectieve (siliconen) orhtese. Als de voetfunctie een rol speelt in het ontstaan van de afwijkende teenstand: verbeteren van de afwikkeling van de voet door een podotherapeutische zool. |
verwacht resultaat: | matig tot goed wat betreft de |
klachten: | de stand van de tenen blijft meestal afwijkend. De (siliconen)orthese wordt waarschijnlijk blijvend toegepast. Bij kinderen is vaak blijvende correctie te bereiken, afhankelijk van de mate van de afwijking en het moment van insturen. Bij aanhoudende klachten en ernstige verstijving van het gewricht wordt chirurgie geadviseerd (niet bij kinderen). |
3.8 jicht
zie vanwege de lokalisatie van het achterliggende probleem onder voorvoet bij 4.11
3.9 osteoid osteoom
geen verwijsindicatie Podotherapie
3.10 supra/infraductie van digi (tenen liggen over elkaar heen)
moment verwijzing: | bij klachten, preventief bij kinderen |
---|---|
klachten: | pijn, eeltvorming, schoenproblemen. Kinderen hebben vaak geen klachten. |
behandeling: | verwijderen van eelt indien noodzakelijk. Schoenadvies. -bij voldoende beweeglijkheid van de digiti: corrigerende (siliconen) orthese ter verbetering van de stand van de tenen. -bij onvoldoende beweeglijkheid van de digiti: protectieve (siliconen)orthese Als de voetfunctie een rol speelt in het ontstaan van de afwijkende teenstand: verbeteren van de afwikkeling van de voet door een podotherapeutische zool. |
verwacht resultaat: | matig tot goed wat betreft de |
klachten: | de stand van de tenen blijft meestal afwijkend. De (siliconen)orthese wordt waarschijnlijk blijvend toegepast. Bij kinderen is vaak blijvende correctie te bereiken, afhankelijk van de mate van de afwijking en het moment insturen. Bij aanhoudende klachten en ernstige verstijving van het gewricht wordt de chirurgie geadviseerd (niet bij kinderen). |
3.11 wintertenen/perniosis/fenomeen van Raynaud
adviseren van wisselbaden. Voetverzorging- en schoenadvies (verminderen van de druk van de schoen op
de voet).
3.12 zandteen of volleybalteen
zie vanwege de lokalisatie van het achterliggende probleem onder de voorvoet bij 4.23
- voorvoet
Veelal zijn 3 zittingen podotherapie nodig:
1 zitting voor het podotherapeutisch onderzoek, 1 zitting voor de aflevering van benodigde
hulpmiddelen en voor advisering van de patiënt, 1 zitting voor controle van hulpmiddelen en het opvolgen van de
adviezen. Op indicatie kunnen per jaar- in enkele gevallen- nog 1 of 2 nacontroles plaats moeten vinden.
4.1 capsulitis MTP-gewricht (ontsteking/irritatie gewrichtskapsel; wordt ook bij reuma gezien)
moment verwijzing: | bij klachten |
---|---|
klachten: | pijn, pijn bij belasting, zwelling |
behandeling: | opheffen van de oorzaak. Ontstaat vaak in samenhang met slechte voetafwikkeling
(door slechte spierfunctie, verminderde beweeglijkheid). In acute fase: viltbandage. Aanmeten corrigerende en/of ontlastende podotherapeutische zool, bij subluxatie tapen en/of (siliconen)orthesen. |
verwacht resultaat: | goed herstel |
4.2 (chronische) (sub-)luxatie MTP 2-5 (bij hamerteen, hypermobiliteit MTP’s of traumatisch; wordt ook bij reuma gezien)
moment verwijzing: | bij klachten |
---|---|
klachten: | pijn bij het afwikkelen van de voet, veranderde stand in de gewrichten |
behandeling: | luxatie zo mogelijk opheffen, tapen, (siliconen)orthese of corrigerende
podotherapeutische zool ter vermindering van de klachten |
verwacht resultaat: | bij trauma goed resultaat, bij chronische (sub)luxatie minder goed. Bij
hamerteen wordt wel een vermindering van de klachten bereikt maar een slechts matige verbetering van de stand. |
4.3 compressie-neuropathie n. peroneus profundus
Zie vanwege de lokalisatie van het achterliggende probleem onder middenvoet bij 5.3
4.4 compressie-neuropathie n. peroneus superficialis
Zie vanwege de lokalisatie van het achterliggende probleem onder achtervoet bij 6.8
4.5 doorgezakte voorvoet/pes transversus
N.B. verkeerde terminologie. Term wordt gebruikt bij pijnklachten ter hoogte van MTP 2-3.
Wisselende oorzaken:vaak dorsaalflexie van de eerste straal door insufficiëntie m.
peroneus longus, waardoor het lijkt dat de tweede en derde straal ‘verzakt’ zijn, en/of
afgevlakte mediale voetboog.
moment verwijzing: | bij klachten |
---|---|
klachten: | pijn onder voorvoet ter hoogte van MTP 2-3 en/of 3-4 |
behandeling: | opheffen van de oorzaak door corrigerende podotherapeutische zolen en in sommige gevallen (siliconen)orthese (bijvoorbeeld bij forse klauwstand digiti). Eventueel ondersteunende taping. |
verwacht resultaat: | klachtenvrij |
4.6 exostosen/osteofyten
N.B. de aandoening kan ook voorkomen in de middenvoet en de achtervoet
moment verwijzing: | bij klachten |
---|---|
klachten: | verworming, pijn, schoenproblematiek |
behandeling: | afhankelijk van lokalisatie: viltbandage, schoenadvies, ontlastende podotherapeutische zolen, protectieve orthese, Schoenmodificatie. |
verwacht resultaat: | vermindering van klachten/klachtenvrij. exostosen/osteofyten zijn blijvend. Bij onvoldoende resultaat chirurgie overwegen. |
4.7 ganglion (verdikking, met name in een pees)
N.B. de aandoening kan ook voorkomen in de middenvoet en de achtervoet
moment verwijzing: | bij klachten |
---|---|
klachten: | verdikking, pijn |
behandeling: | afhankelijk van de lokalisatie: viltbandage, schoenadvies, ontlastende podotherapeutische zolen, schoenmodificatie |
verwacht resultaat: | vermindering van klachten/klachtenvrij. Een ganglion is meestal blijvend. Bij onvoldoende resultaat chirurgie overwegen. |
4.8 hallux valgus
moment verwijzing: | bij familiaire aanwezigheid, in samenhang met voettype, zo snel mogelijk bij signalering, ook als er nog geen klachten zijn. |
---|---|
klachten: | bij vroegtijdige verwijzing geen. Schoenproblematiek. |
behandeling: | -stadium 1: lichte neiging tot valgisatie hallux. Opheffen van de oorzaak (vaak overpronatie, afwijkende stand- en/of functie van de 1ste straal), meestal met podotherapeutische zolen. -stadium 2: afglijden van pezen van m. flexor hallucis longus en m. extensor hallucis longus. Vaak een interdigitale siliconen orthese ter correctie van de stand van de hallux. Om verdere progressie te voorkomen zal dit samen moeten gaan met podotherapeutische zolen. -stadium 3: drukplekken met eeltvorming (clavi), bursa/bursitits en/of periostitis op verschillende plaatsen bij de hallux. Een interdigitale orthese zorgt in deze fase voor deviatie van de andere tenen in plaats van correctie van de hallux. voornamelijk wegnemen van de pijnklachten door middel van een schoenadvies, schoenmodificatie en/of ontlastende orthese. |
verwacht resultaat: | afhankelijk van snelheid van insturen: -stadium 1: goed resultaat. Wel blijvende correctie met behulp van corrigerende podotherapeutische zool noodzakelijk. -stadium 2: afremmen van de progressie -stadium 3: voornamelijk bestrijden van de pijn en voorkomen van complicaties (zoals eeltvorming, ontstaan van clavi en supra- of infraductus van de 2e teen) |
4.9 hallux limitus/hallux rigidus (verminderde beweeglijkheid MTP-1/verstijving MTOP-1)
moment verwijzing: | bij klachten |
---|---|
klachten: | pijn in het MTP-1 gewricht. De pijn kan ook elders in de voet optreden en/of in knie, heup, rug. |
behandeling: | een corrigerende podotherapeutische zool ter optimalisering van het gebruik MTP-1 en van de voetafwikkeling bij het lopen inclusief correctie van de achtervoet. Bij een hallux limitus m. n. gericht op mobilisatie, bij hallux rigidus vooral gericht op immobilisatie. Subdiafysaire (siliconene-)orthese onder de hallux. Schoenadvies, eventueel aanpassing van de schoen |
verwacht resultaat: | goed, maar blijvende aanpassing nodig. Bij onvoldoende resultaat kan door orthopedisch schoentechnicus/schoenmaker een afwikkelbalk onder de schoen geplaatst worden, bij voorkeur alleen bij een hallux rigidus. |
4.10 insertietendopathie/tendinitis van overige spieren van de metatarsus (zoals
m. hallucis longus)
zie vanwege de lokalisatie van het achterliggende probleem onder middenvoet bij 5.12
4.11 jicht
moment verwijzing: | bij niet reageren op medicamenteuze therapie |
---|---|
klachten: | blijvende pijn in het MTP-1 gewricht of pijn ten gevolge van de druk van de schoen op de ontstane exostose |
behandeling: | bij pijn in MTP-1: onderzoek naar de oorzaak voor het in stand houden van de klachten. Aanmeten van een corrigerende podotherapeutische zool. Bij pijnlijke exostose: protectieve orthese of schoenmodificatie. Schoenadvies. Patiënt attenderen op het belang van mogelijke alcohol- en voedingsadviezen die door huisarts en/of diëtiste zijn gegeven. |
verwacht resultaat: | goed wat betreft pinklachten, meestal blijvend corrigerende podotherapeutische zool nodig en nacontrole. Hierbij wordt de jicht zelf niet behandeld! |
4.12 joplin’s neuroma (compressie-neuropathie van de n. plantaris medialis, aan de mediale zijn van het MTP-1)
moment verwijzing: | bij klachten |
---|---|
klachten: | uitstralende pijn/’doof’ gevoel aan de mediale zijde van de hallux |
behandeling: | opheffen van de oorzaak. Meestal aanmeten van corrigerende podotherapeutische zolen. |
verwacht resultaat: | afhankelijk van de mate van beschadiging van het zenuwweefsel redelijk tot goed |
4.13 marsfractuur (vaak fractuur van os metatarsale 2, door overbelasting)
moment verwijzing: | bij klachten |
---|---|
klachten: | acute pijn (soms ook zwelling)tijdens inspanning. Na 2-4 weken is de fractuur röntgenologisch vast te stellen. |
behandeling: | opheffen van de oorzaak, immobilisatie door viltbandage en tape. Vaak is er ter voorkoming van recidief- klachten t.g.v. overbelasting een corrigerende podotherapeutische zool nodig. Schoenadvies. |
verwacht resultaat: | klachtvrij |
4.14 metatarsalgie
N.B. metatarsalgie is een verzamelnaam voor pijn in de metatarsus. Zie ook de overige aandoeningen in het hoofdstuk.
moment verwijzing: | bij klachten |
---|---|
klachten: | pijn in de voorvoet, pijn bij belasting |
behandeling: | opheffen van de oorzaak. Vaak is er samenhang met de voetstand en een slechte voetafwikkeling (door slechte spierfunctie, verminderde beweeglijkheid). Aanmeten van een corrigerende podotherapeutische zool, bij subluxatie tapen, toepassen van (siliconen)orthesen, verbeteren van de spierfunctie door gerichte oefeningen. Schoenadvies. |
verwacht resultaat: | goed herstel |
4.15 morbus Köhler II (avasculaire botnecrose van het caput metatarsale 2/ziekte van Freiberg)
moment verwijzing: | acuut |
---|---|
klachten: | pijn ter hoogte van het caput metatarsale 2 (in sommige gevallen kan het caput metatarsale 3 aangedaan zijn) |
behandeling: | ontlastende podotherapeutische zool om het aangedane gewricht zoveel mogelijk te immobilisere. Bij persisterende klachten kan een gipsbandage worden geadviseerd. |
verwacht resultaat: | goed, afhankelijk van de duur van de necrose. Meestal treedt na ca. 2 maanden herstel in. Volledig herstel na 2-3 jaar bij acuut ingrijpen. |
4.16 mortonse neuralgie (compressie-neuropathie van de n. plantaris pedis in de intermetatarsale ruimte,
meestal tussen 3-4)
moment verwijzing: | bij klachten |
---|---|
klachten: | hevige pijn, uitstralend in de tenen, doof gevoel in tenen |
behandeling: | opheffen van de oorzaak. Veelal corrigeren van de voetstand. Tapen, subdiaphysaire (siliconen)orthese en/of corrigerende podotherapeutische zolen. Schoenadvies. |
verwacht resultaat: | redelijk tot goed klachtenvrij; afhankelijk van de oorzaak en de mate van beschadiging van het weefsel verloopt het genezingsproces traag. De podotherapeutische zool en/of orthese moet vaak blijvend worden toegepast. |
4.17 neurinoom (neuroma/neuroom)
moment verwijzing: | bij klachten |
---|---|
klachten: | hevige pijn doorstralend in de tenen, doof gevoel in de tenen |
behandeling: | tapen, subdiaphysaire (siliconen)orthese, corrigerende podotherapeutische zolen |
verwacht resultaat: | redelijk klachtenvrij, maar het neurinoom verdwijnt niet. De problematiek blijft bestaan door de optredende inklemming. De podotherapeutische zool en/of orthese moet vaak blijvend worden toepast. Bij onvoldoende resultaat wordt chirurgie geadviseerd. |
4.18 sesamoïde osteochondrosis
moment verwijzing: | bij klachten, vooral na een extensietrauma van de enkel en de tenen. Na röntgenologische differentiatie van sesamoïditis/fractuur sesambeentje. |
---|---|
klachten: | pijn bij belasting onder het caput metatarsale 1. Op de tenen lopen is onmogelijk. |
behandeling: | podotherapeutische zool ter volledige ontlasting van het caput metatarsale 1, en/of tapen. Bij ernstige klachten is het tijdelijk gebruiken van krukken geïndiceerd. |
verwacht resultaat: | klachtenvrij. Bij onvoldoende resultaat wordt chirurgie geadviseerd. |
4.19 sesamoïditis
moment verwijzing: | bij klachten |
---|---|
klachten: | sterke pijn onder het caput metatarsale 1, met name bij het op de tenen staan en in de propulsie-fase van het lopen |
behandeling: | opheffen van de oorzaak. In de acute fase drukvrij leggen met vilt, bandage, later corrigerende podotherapeutische zolen. |
verwacht resultaat: | goed, klachtenvrij |
4.20 spreidplatvoet
moment verwijzing: | bij klachten |
---|---|
klachten: | problemen met schoeisel, overbelastingsklachten in de voet, maar ook klachten elders (knie, heup, rug die met voetafwijkingen samenhangen) |
behandeling: | tapen, gevolgd door het aanmeten van een podotherapeutische zool. schoenadvies. |
verwacht resultaat: | verminderen van de klachten maar de spreiplatvoet blijft bestaan |
4.21 stands- en functie-afwijkingen van de 1ste straal ( inclusief metatarsus primus elevatus , plantairgeflecteerde
1ste straal)
moment verwijzing: | bij chronische verloop van enkele (voet)aandoeningen |
---|---|
klachten: | bijvoorbeeld marsfractuur, fasciïtis plantaris, surmenage van de 1ste straal, tendinopathieën of overbelasting van MTP 2-3 |
behandeling: | opheffen van de oorzaak (en/of compenseren) van de afwijking door middel van podotherapeutische zolen |
verwacht resultaat: | klachtenvrij. Afwijking blijft meestal bestaan. Vaak is blijvend een podotherapeutische zool noodzakelijk. |
4.22 tailors bunion (bursa/bursitis aan de laterale zijde van het caput metatarsale 5, vaak met varisatie van digitus 5,
abductie van het os metatarsale 5 en exostosevorming)
moment verwijzing: | bij klachten (bij familiare aanwezigheid: zo snel mogelijk na signalering, ook als er nog geen klachten zijn) |
---|---|
klachten: | pijn, roodheid en zwelling, problemen met schoeisel |
behandeling: | in acute fase drukvrij leggen met viltverband, daarna protectieve (siliconen-) orthese en/of schoenmodificatie. Schoenadvies. Opheffen van de oorzaak ter voorkoming van progressie, vaak door het aanmeten van een corrigerende en/of compenserende podotherapeutische zool. |
verwacht resultaat: | verminderen van de klachten, de aanwezige varisatie van digitus 5 en de exostose blijven bestaan. |
4.23 zandteen of volleybalteen
moment verwijzing: | acuut |
---|---|
klachten: | pijn, na plantairflexietrauma van het MTP-gewricht ( meestal MTP-1), eventueel zwelling en haematoomvorming |
behandeling: | rust, ijsapplicaties, eventueel NSAID’s. Taping ter stabilisatie van MTP, vaak ook spalken aan de andere teen/tenen. Eventueel ontlastende podotherapeutische zool toepassen. Na acute fase spierversterkende oefeningen. |
verwacht resultaat: | klachtenvrij |
- Middenvoet
Veelal zijn 3 zittingen podotherapie nodig:
1 zitting voor het podotherapeutisch onderzoek, 1 zitting voor de aflevering van benodigde hulpmiddelen en voor advisering van de patiënt, 1 zitting voor controle van hulpmiddelen en het opvolgen van de adviezen. Op indicatie kunnen per jaar – in enkele gevallen – nog 1 of 2 nacontroles plaats moeten vinden
5.1 accessoir os naviculare syndroom
moment verwijzing: | bij klachten en na röntgendiagnostiek |
---|---|
klachten: | pijn aan de mediale zijde van de voet, al dan niet na trauma. neem toe na (sport)activiteit. |
behandeling: | ontlastende podotherapeutische zolen. Vaak ook correctie van de voetstand en –functie. verwacht resultaat patiënt is klachtenvrij. Bij onvoldoende resultaat moet chirurgisch ingrijpen worden overwogen. |
5.2 arthritis/arthrosis van de midtarsale gewrichten
moment verwijzing: | bij klachten |
---|---|
klachten: | pijn, ter hoogte van de midtarsale gewrichten, vooral bij belasten |
behandeling: | ontlastende podotherapeutische zolen (vaak tevens valguscorectie). Vaak in combinatie met fysio- en/of manueeltherapie. Regelmatig wordt ook hakverhoging geadviseerd. |
verwacht resultaat: | een eventuele beschadiging van het gewricht is niet te behandelen. Wat betreft pijnverlichting zijn goede resultaten te verwachten. Wat betreft het behoud van de functie is een redelijk tot goed resultaat te behalen. Afhankelijk van de oorzaak zal het dragen van podotherapeutische zolen blijvend zijn. |
5.3 compressie-neuropathie n. peroneus profundus
moment verwijzing: | bij klachten |
---|---|
klachten: | afhankelijk van lokalisatie, hallux en digitus 2 of diffuus in middenvoet |
behandeling: | als oorzaak in knellend schoeisel ligt: schoenadvies en/of schoenmodificatie. Bij afwijkende voetstand, zie betreffende beschrijving. |
verwacht resultaat: | redelijk tot goed afhankelijk van de mate van de beschadiging van het zenuwweefsel. Schoenaanpassing vaak blijvend nodig. |
5.4 compressie-neuropathie n. peroneus superficialis
zie vanwege de lokalisatie van het achterliggende probleem onder achtervoet bij 6.8
5.5 compressie-neuropathie nn. Plantaris medialis en lateralis (onder m. abductor hallucis longus)
Zie ter vergelijking ook Mortonse neuralgie onder voorvoet bij 4.16
moment verwijzing: | bij klachten |
---|---|
klachten: | afhankelijk van de aangedane tak: brandende pijn in de voetzool en tenen (mediaal en/of lateraal) |
behandeling: | opheffen van de oorzaak, vaak valgisatie/overpronatie voet. corrigerende podotherapeutische zolen. |
verwacht resultaat: | afhankelijk van mate van beschadiging zenuwweefsel, redelijk tot goed. Bij onvoldoende resultaat is operatief ingrijpen noodzakelijk vanwege mogelijke uitval voetmusculatuur. |
5.6 exostosen/osteofyten
zie vanwege meerdere lokalisaties en dezelfde behandeling onder voorvoet bij 4.6
5.7 fasciïtis plantaris (irritatie van de aponeurosis plantaris)
zie vanwege de meest voorkomende lokalisatie van het probleem onder achtervoet bij 6.10, zie ter vergelijking ook onder hielspoor bij 6.13
5.8 ganglion (verdikking in een pees)
zie vanwege meerdere lokalisaties en dezelfde behandeling onder voorvoet bij 4.7
5.9 indertietendopathie m. peroneus brevis
zie ter vergelijking ook tendinitis m. peroneus brevis onder achtervoet bij 6.20
moment verwijzing: | bij klachten |
---|---|
klachten: | pijn aan de laterale zijde van de voet t.h.v. het tuberositas os metatarsale 5. Ook vaak na inversietrauma zonder fractuur. |
behandeling: | opheffen van de oorzaak (meestal gesupineerd lopen/varusstand voet) Bij acute klachten taping. Verder corrigerende zolen. |
verwacht resultaat: | goed tot klachtenvrij. De therapie moet soms, afhankelijk van oorzaak , blijvend worden toegepast. |
5.10 insertietendopatie m. tibialis anterior
zie ter vergelijking ook tendinitis m. tibialis anterior onder achtervoet bij 6.21
moment verwijzing: | bij klachten |
---|---|
klachten: | pijn bij de aanhechting van de pees t.h.v. de basis van het os metatarsale 1. Soms ook zwelling, roodheid en warmte. |
behandeling: | opheffen van de oorzaak (meestal valgisatie en/of overpronatie) tapen en/of correctiezolen. Schoenadvies. (N.B. bij vermoeden septische ontstekingen terugverwijzen naar arts: podotherapie alleen als ondersteunende therapie). |
verwacht resultaat: | goed tot klachtenvrij. De therapie moet soms, afhankelijk van oorzaak, blijvend worden toegepast. |
5.11 insertietendopatie m. tibialis posterior
zie ter vergelijking ook tendinitis m. tibialisposterior onder achtervoet bij 6.22
moment verwijzing: | bij klachten |
---|---|
klachten: | pijn bij de aanhechting van de pees t.h.v. het os naviculaire; Soms ook zwelling, roodheid en warmte. |
behandeling: | opheffen van de oorzaak (meestal valgisatie en/of overpronatie) tapen en/of correctiezolen. (N.B. bij vermoeden septische ontstekingen terugverwijzen naar arts: podotherapie alleen als ondersteunende therapie). |
verwacht resultaat: | goed tot klachtenvrij. De therapie moet soms, afhankelijk van oorzaak, blijvend worden toegepast. |
5.12 insertietendopathie/tendinitis van overige spieren van de metatarsus (zoals m. hallucis longus)
moment verwijzing: | bij klachten |
---|---|
klachten: | afhankelijk van de aangedane spier |
behandeling: | opheffen van de oorzaak. Alleen behandelen als de oorzaak is gelegen in een afwijkende stand of functie van de voeten. Bij acute klachten taping. Verder corrigeren van de afwijking door podotherapeutische zolen. |
verwacht resultaat: | afhankelijk van de aangedane spier; patiënt kan klachtvrij worden |
5.13 midtarsale overbelasting van de plantaire ligamenten
moment verwijzing: | bij klachten |
---|---|
klachten: | pijn aan de medioplantaire zijde van de voet bij het belasten |
behandeling: | opheffen van de oorzaak (vaak valgisatie/overpronatie). Meestal zijn corrigerende podotherapeutische zolen nodig. Bij extreme klachten ook taping. Schoenadvies |
verwacht resultaat: | klachtenvrij |
5.14 morbus Köhler I (aseptische botnecrose in het os naviculare)
moment verwijzing: | acuut bij klachten; preventief na constatering door röntgendiagnostiek |
---|---|
klachten: | pijn ter hoogte van het os naviculare, zwelling, asymmetrisch lopen (N.B. komt vrijwel alleen bij kinderen voor) |
behandeling: | ontlasten door tapebandage en/of goed ondersteunende corrigerende podotherapeutische zolen. Bij onvoldoende resultaat wordt 4-6 wk gipsbandage aangeraden. |
verwacht resultaat: | pijnvrij. Na 3 mnd evaluatie door röntgendiagnostiek. Geheel herstel is na 9-12 mnd te verwachten. Podotherapeutische zool zal, afhankelijk van de afwijkingen blijvend worden toegepast. |
5.15 morbus Ledderhose (plantaire fibromatosis)
moment verwijzing: | pijnklachten bij fibromateuze verdikkingen op de rand van de plantaire fascie of in de pees van de m. flexor hallucis longis, waarbij geen verdenking op maligniteit bestaat |
---|---|
klachten: | ontstekingsverschijnselen en fibromateuze verdikkingen |
behandeling: | corrigerende en/of drukverdelende podotherapeutische zool ter ontlasting van de plantaire fascie en/of de m. flexor hallucis longis. |
verwacht resultaat: | verminderen van de pijnklachten, soms verdwijnen de fibromateuze verdikkingen |
5.16 pes cavus/pes cavo varus
zie ter vergelijking ook varrusstand van de calcaneus bij 6.24
moment verwijzing: | bij klachten |
---|---|
klachten: | de pijn kan op zeer verschillende plaatsen aan de voet optreden, vooral vaak aan de laterale zijde van de voet. Daarnaast komen frequent klauw- of hamertenen voor en pijn onder de voorvoet. |
behandeling: | meestal wordt een podotherapeutische zool ter compensatie, ontlasting en drukverdeling aangemeten. Vaak is er verkorting van de kuitmusculatuur. In dat geval worden ook rekoefeningen gegeven. |
verwacht resultaat: | de holvoet blijft bestaan, maar de klachten worden minder/verdwijnen. N.B. bij kinderen is afhankelijk van de mate van afwijking (deels) blijvende correctie mogelijk N.B. bij vermoeden van neuropathische oorzaak terugverwijzen naar huisarts. |
5.17 pes planus/pes planovalgus/pes valgus
zie ter vergelijking ook valgusstand van de calcaneus bij 6.23
moment verwijzing: | bij klachten |
---|---|
klachten: | de pijn kan op zeer verschillende plaatsen aan de voet optreden, maar vooral aan de medioplantaire zijde van de voet. Ook treedt pijn en vermoeidheid op na het lopen of langdurig staan. |
behandeling: | corrigerende podotherapeutische zool. Bij kinderen tevens voetspierversterkende oefeningen. |
verwacht resultaat: | de platvoet blijft bestaan, maar de klachten worden minder/verdwijnen. N.B. bij kinderen is afhankelijk van de mate van afwijking (deels) blijvende correctie mogelijk. |
- achtervoet
Veelal zijn 3 zittingen podotherapie nodig:
1 zitting voor het podotherapeutisch onderzoek, 1 zitting voor de aflevering van benodigde hulpmiddelen en voor advisering van de patiënt, 1 zitting voor controle van hulpmiddelen en het opvolgen van de adviezen. Op indicatie kunnen per jaar- in enkele gevallen- nog 1 of 2 nacontroles plaats moeten vinden.
N.B. indien de lokalisatie van het probleem zich bevindt in de art. talocruralis zie bij enkel/onderbeen
6.1 anterior tibiotalair compressiesyndroom
zie onder enkel/onderbeen bij 7.2
6.2 apophysitis calcanei (morbus Sever)
N.B. vaak gaat het niet om osteochondrosis maar om irritatie van de weke- delen (zoals de bursa subcutanis
calcanei pasterior). Röntgenologische afwijkingen en klachten komen niet altijd overeen.
moment verwijzing: | bij pijnklachten. NIET alleen bij röntgenologische afwijking. Komt alleen voor bij kinderen (vaak tussen 8-9jaar). |
---|---|
klachten: | pijn aan het posteriore aspect van de hiel, met name na belasten. Soms wordt roodheid en zwelling gezien, |
behandeling: | opheffen van de oorzaak van de klachten. Vaak aanbrengen van een (schokdempende) hakverhoging, wel altijd in combinatie met voorzichti rekken van de kuitmusculatuur. Soms alleen schoenadvies en/of schoenmodificatie. Indien de voetstand en voetfunctie bijdragen aan het ontstaan van de |
klachten: | corrigerende podotherapeutische zolen. |
verwacht resultaat: | vermindering van de klachten, tot pijnvrij |
6.3 arthrosis in het bovenste spronggewricht (komt ook bij reuma voor)
zie onder enkel/onderbeen bij 7.3
6.4 bursitis calcanei plantaris (includief cancaneodynie)
moment verwijzing: | bij klachten |
---|---|
klachten: | pijn onder de calcaneus bij belasting |
behandeling: | drukvrij leggen door viltbandage of corrigerende, schokdempende podotherapeutische zool |
verwacht resultaat: | goed, klachtenvrij |
6.5 bursitis retrocalcaneale
moment verwijzing: | bij klachten |
---|---|
klachten: | pijn aan de posteriore zijde van de calcanueus, alleen bij het dragen van schoenen |
behandeling: | het probleem ontstaat vrijwel altijd door druk van de schoen op de bursa. Schoenadvies en/of schoenmodificatie. Bij onvoldoende resultaat moet de voetfunctie worden gecontroleerd en worden zo nodig podotherapeutische zolen aangemeten |
verwacht resultaat: | goed tot klachtenvrij |
6.6 bursitis subcutane achillei
moment verwijzing: | bij klachten |
---|---|
klachten: | pijn ter hoogte van de achillespees, neemt toe bij plantairflexie van de enkel |
behandeling: | opheffen van de oorzaak. De oorzaak is vaak een instabiel looppatroon waardoor wrijving van de achillespees op de bursa ontstaat. In dat geval worden corrigerende podotherapeutische zolen aangemeten. Bij druk door het gebruikte schoeisel schoenadvies en/of schoenmodificatie. |
verwacht resultaat: | goed tot klachtenvrij. Bij onvoldoende resultaat terugverwijzen naar de arts die (corticosteroïd)injectie kan overwegen. |
6.7 calcaneusfractuur (status na fractuur)
moment verwijzing: | bij klachten na immobilisatie met gips of na chirurgie |
---|---|
klachten: | drukplekken plantair, pijn, stijfheid in het enkelgewricht |
behandeling: | afhankelijk van de restverschijnselen. Drukplek drukvrij leggen door een schokdempende podotherapeutische zool. Onderzoek of standsveranderingen pijnverlichting geven. Indien dat zo is: aanmeten corrigerende podotherapeutische zool ter stabilisatie. |
verwacht resultaat: | vaak persisterende klachten |
6.8 compressie-neuropathie n. peroneus superficialis
moment verwijzing: | bij klachten (vaak chronisch na inversietrauma) |
---|---|
klachten: | brandende, oppervlakkige pijn in laterodistale deel van het onderbeen, het dorsum van de voer en de eerste vier tenen |
behandeling: | corrigerende podotherapeutische zolen ter vermindering van de tractie op het laterodistale deel van het onderbeen |
verwacht resultaat: | goed, afhankelijk van de mate van de beschadiging van het zenuwweefsel. Bij onvoldoende resultaat kan chirurgisch ingrijpen worden overwogen. |
6.9 exostosen/osteofyten
zie vanwege meerdere lokalisaties en dezelfde behandelwijze onder voorvoet bij 4.6
6.10 fasciïtis plantaris (irritatie van de aponeurosis plantaris)
zie ter vergelijking ook hielspoor bij 6.13
moment verwijzing: | bij klachten |
---|---|
klachten: | vooral (start-)pijn aan de plantaire zijde van de hiel of iets naar distaal (soms ook in het verloop van de fascie), vaak ook zwelling behandeling afhankelijk van de oorzaak en de duur van de |
klachten: | – bij kort bestaande klachten kan alleen een taping voldoende zijn – bij langer bestaande/chronische klachten en soms ter voorkoming van een recidief: opheffen van de oorzaak. Bij biomechanische afwijking in de voetfunctie worden corrigerende podotherapeutische zolen aangemeten. Bij verkorting van de kuitmusculatuur ook altijd rekoefeningen, soms begeleid door taping. Schoenadvies. Minder belasting, gevolgd door het opbouwen va de belastbaarheid. |
verwacht resultaat: | goed, klachtvrij. Vanwege vele achterliggende oorzaken is herstel in sommige gevallen moeizamer te bereiken, vaak na 3 tot 9 maanden. |
6.11 ganglion (verdikking in de pees)
zie vanwege meerdere lokalisaties en dezelfde behandelwijze onder voorvoet bij 4.7
6.12 Haglund exstose
moment verwijzing: | bij klachten |
---|---|
klachten: | pijn aan de dorsale zijde van de hiel, met exostosevorming, roodheid, zwelling |
behandeling: | ontlasting met viltbandage, schoenmodificatie. Opheffen van de oorzaak, corrigerende podotherapeutische zolen om de wrijvingscomponent te verminderen. |
verwacht resultaat: | redelijk tot goed; bij onvoldoende resultaat indicatie voor chirurgisch ingrijpen |
6.13 hierspoor (calcifisering onder de calcaneus, meestal t.h.v. de origo van de fascia plantaris)
zie ter vergelijking ook fasciïtis plantaris bij 6.10
moment verwijzing: | bij klachten, direct bij gebruik van NSAID’s. N.B. /Een hielspoor is vaak asymptomatische. Vaak is een fasciïtis plantaris de oorzaak van klachten. |
---|---|
klachten: | pijn bij/na belasting, onder de calcaneus |
behandeling: | correctie van de achterliggende oorzaak, corrigerende podotherapeutische zolen met uitsparing, schoenadvies (verend schoeisel) |
verwacht resultaat: | goed, patiënt is klachtenvrij bij gebruik van corrigerende podotherapeutische zool en verend schoeisel |
6.14 instabiliteit van de enkel
moment verwijzing: | bij pijnklachten of veelvuldig zwikken. De pijn kan op zeer verschillende plaatsen zijn gelokaliseerd. |
---|---|
klachten: | pijn bij lopen, vermoeidheid, zwikken |
behandeling: | opheffen van de oorzaak; meestal worden corrigerende podotherapeutische zolen aangemeten. Voetspierversterkende oefeningen, in combinatie met oefentherapie. |
verwacht resultaat: | goed, klachtenvrij. De therapie moet vaak blijvend worden toegepast. N.B. bij kinderen kan soms na enige tijd trainen van de voetmusculatuur het dragen van de zolen worden afgebouwd. |
6.15 pes cavus/pes vavo varus
zie vanwege het meest zichtbare aspect van de afwijking onder middenvoet bij 5.16
6.16 pes planus/pes planovalgus/pes valgus
zie vanwege het meest zichtbare aspect van de afwijking onder middenvoet bij 5.17
6.17 plantair heilpijn syndroom
N.B. de term ‘plantair hielpijn syndroom’ is een verzamelnaam voor enkele aandoeningen die vaak
gecombineerd voorkomen: – fasiïtis, plantaris, zie 6.10
– hielspoor, zie 6.13
– tarsaal tunnel syndroom, zie 6.19
6.18 sinus tarsi syndroom
zie onder enkel/onderbeen bij 7.10
6.19 tarsaal tunnel syndroom (compressie van de n. tibialis onder het retinaculum flexorum
achter de mediale malleolus)
moment verwijzing: | bij klachten |
---|---|
klachten: | uitstralende pijn vanaf de mediale zijde van de enkel. Vaak ook alleen diffuse pijn rond de hiel en/of voetzool. |
behandeling: | opheffen van de oorzaak. Het probleem ontstaat vaak door een valgusstand van de calcaneus en/of de mediotarsus. Afhankelijk van de duur van de |
klachten: | ten/of corrigerende podotherapeutische zolen. Schoenadvies. |
verwacht resultaat: | redelijk tot goed, afhankelijk van de beschadiging van de n. Tibialis |
6.20 tendinitis/tenosynoviïtis van de m. peroneus brevis
zie ter vergelijking ook insertietendopathie van de m. peroneus brevis bij 5.9
moment verwijzing: | bij klachten |
---|---|
klachten: | pijn aan de laterale zijde van de enkel. Ook vaak na eversietrauma. |
behandeling: | opheffen van de oorzaak (meestal gesupineerd lopen en/of varrusstand van de voet. Bij acute klachten taping. Verder corrigerende zolen. |
verwacht resultaat: | goed tot klachtenvrij. De therapie moet soms, afhankelijk van de oorzaak, blijvend worden toegepast. |
6.21 tendinitis/tenosynoviïtis van de m. tibialis anterior
zie ter vergelijking ook insertietendopathie van de m. tibialis anterior bij 5.10
moment verwijzing: | bij klachten |
---|---|
klachten: | pijn bij belasten, aan de ventrale zijde van de enkel |
behandeling: | opheffen van de oorzaak (meestal valgisatie en/of overpronatie). Tapen en/of correctiezolen. (N.B. bij septische ontstekingen alleen als ondersteunende therapie). |
verwacht resultaat: | goed tot klachtenvrij. De therapie moet soms, afhankelijk van de oorzaak, blijvend worden toegepast. |
6.22 tendinitis/tenosynoviïtis van de m. tibialis psterior
zie ter vergelijking ook insertietendopathie van de m. tibialis posterior bij 5.11
moment verwijzing: | bij klachten |
---|---|
klachten: | pijn achter de malleolus medialis bij belasting, zwelling, functionaesie |
behandeling: | opheffen van de oorzaak (meestal valgisatie en/of overpronatie). Tapen en/of correctiezolen. (N.B. bij septische ontstekingen alleen als ondersteunende therapie). |
verwacht resultaat: | goed tot klachtenvrij. De therapie moet soms, afhankelijk van de oorzaak, blijvend worden toegepast. |
6.23 valgusstand van de calcaneus in combinatie met standsverandering in voet en been
zie ter vergelijking ook pes planus/pes plano valgus/pes valgus bij 5.17
moment verwijzing: | bij klachten |
---|---|
klachten: | wisselende klachten, vaak gelokaliseerd aan de mediale zijde van de onderste extremiteit (m.n. voet en/of enkel) |
behandeling: | opheffen van de oorzaak (zoals een varusstand van de voorvoet) en corrigeren met podotherapeutische zolen. Schoenadvies. |
verwacht resultaat: | goed tot klachtenvrij. De bereikte standsverbetering is bij het weglaten van de podotherapeutische zolen meestal niet blijvend. (bij kinderen is volledige correctie soms mogelijk, afhankelijk van de oorzaak). |
6.24 varusstand van de calcaneus in combinatie met standverandering voet en been
zie ter vergelijking ook pes cavus/ pes cavo varus bij 5.16
moment verwijzing: | bij klachten |
---|---|
klachten: | wisselende klachten, vaak lokaliseerd aan de laterale zijde van de onderste extremiteit (m.n. voet en/of enkel) |
behandeling: | opheffen van de oorzaak (zoals een valgusstand van de voorvoet) en corrigeren met podotherapeutische zolen. Schoenadvies. |
verwacht resultaat: | goed tot klachtenvrij. De bereikte standsverbetering is bij het weglaten van de podotherapeutische zolen meestal niet blijvend (bij kinderen is volledige correctie soms mogelijk, afhankelijk van de oorzaak). |
- enkel/onderbeen
Veelal zijn 3 zittingen podotherapie nodig:
1 zitting voor het podotherapeutisch onderzoek, 1 zitting voor de aflevering van benodigde hulpmiddelen en voor
advisering van de patiënt, 1 zitting voor controle van hulpmiddelen en het opvolgen van de adviezen. Op indicatie kunnen
per jaar – in enkele gevallen- nog 1 of 2 nacontroles plaats moeten vinden.
7.1 achillodynie
moment verwijzing: | bij acute en/of chronische klachten |
---|---|
klachten: | pijn en/of zwelling 3-6 cm boven de insertie van de achillespees. Pijn in het begin van of na belasting, met name bij sporters die veel hardlopen. |
behandeling: | corrigerende podotherapeutische zolen afhankelijk van de afwijkingen in het looppatroon (zoals supinatie/pronatie). Schoenadvies. Trainingsadvies wat betreft de mate van belasting en de ondergrond. Gedoseerd rekken van de kuitspieren. Bij voorkeur in combinatie met fysiotherapie behandelen. |
verwacht resultaat: | redelijk tot goed. Bij onvoldoende herstel kans op achillespeesruptuur. |
7.2 anterior tibiotalair compressiesyndroom
moment verwijzing: | bij klachten. Veel voorkomend bij voetballers en balletdansers. |
---|---|
klachten: | pijn aan de anteriore zijde van de enkel, extensie in het bovenste spronggewricht is pijnlijk |
behandeling: | afhankelijk van de duur van de aandoening wordt een hakverhoging geadviseerd. Bij extostosen kan chirurgisch ingrijpen worden overwogen. |
verwacht resultaat: | matig tot goed, afhankelijk van reeds ontstane schade |
7.3 arthrosis in het bovenste spronggewricht (komt ook bij reuma voor)
moment verwijzing: | bij klachten, na röntgenologische diagnostiek |
---|---|
klachten: | startstijfheid en/of pijn in de enkel. |
behandeling: | de beperking van de dorsaalflexie belemmert een normale voetafwikkelijg. Hiervoor kan een hakverhoging in de schoen worden aangebracht. Daarnaast ontstaat vaak een compensatoir looppatroon (zoals overpronatie) hetgeen andere klachten kan veroorzaken en een foutieve belasting geeft van de overige voetgewrichten. Een compensatoir looppatroon is een indicatie voor corrigerende podotherapeutische zolen. ALTIJD Podotherapie in combinatie met fysio- en/of manuele therapie. |
verwacht resultaat: | de arthrose is blijvend. Redelijk tot goede vermindering van de pijnklachten. |
7.4 compressie-neuropathie van de n. peroneus communis (t.h.v. het collum fibulae)
zie ter vergelijking ook compressieneuropathie van de n. peroneus profundus (bij 5.3) en van de n. peroneus superficialis (bij 6.8)
moment verwijzing: | bij klachten (vaak chronisch na indersietrauma) |
---|---|
klachten: | pijn in het anterolaterodistale deel van het onderbeen, dorsum van het voet en de eerste vier tenen. |
behandeling: | corrigerende podotherapeutische zolen (met laterale wig) ter vermindering van de spanning op de fascia van het onderbeen en de Mm. Peronei |
verwacht resultaat: | goed, afhankelijk van de mate van beschadiging van het zenuwweefsel. Bij onvoldoende resultaat kan operatief ingrijpen worden overwogen. |
7.5 eversietrauma
moment verwijzing: | bij blijvende/chronische klachten na een eversietrauma van de enkel. Een (partiële-) ruptuur is zeldzaam, meestal is er sprake van chronische overbelasting |
---|---|
klachten: | pijn aan de mediale zijde van de enkel, met name bij belasten, en beperkingen in het lopen. Ook komt pijn aan de laterale zijde van de enkel voor, ten gevolge van compressie. |
behandeling: | opheffen van de oorzaak, meestal een valgusstand van de calcaneus en/of overpronatie tijdens het lopen. Meestal zijn corrigerende podotherapeutische zolen geïndiceerd. Bij acute klachten( tevens) taping. Spierversterkende oefeningen. |
verwacht resultaat: | goed tot klachtenvrij. Podothrapeutische zolen moeten blijvend worden toegepast, samenhangend met de mate van afwijking. |
7.6 insertietendopathie van de pes anserunus (superficialis)
moment verwijzing: | bij klachten |
---|---|
klachten: | pijn en lichte zwelling op de tibia, medioventraal en distaal van de knie Vaak bij zwemmers en lange-afstandlopers, ook als complicatie bij gonarthrosis |
behandeling: | vanwege de mediale insertie is de oorzaak meestal overpronatie en/of valgisatie van de voet. Opheffen van de oorzaak door corrigerende podotherapeutische zolen en (sport-)schoenadvies. |
verwacht resultaat: | klachtenvermindering tot klachtenvrij |
7.7 instabiliteit van de enkel
zie onder achtervoet bij 6.14
7.8 inversietrauma
moment verwijzing: | bij blijvende/chronische klachten na een (chronisch) inversietrauma van de enkel en bij een recidiverend inversietrauma |
---|---|
klachten: | pijn, meestal ter hoogte van de laterale zijde van de enkel of instabiliteit. Soms wordt mediaal pijn aangegeven ten gevolge van compressie en een beperking in het lopen. |
behandeling: | opheffen van de oorzaak (vaak intabiliteit van se enkel en/of supinatie in het subtalaire gewricht tijdens het lopen en/of een varusstand van de calcaneus). Corrigerende taping (in afwachting van het aanmeten van een podotherapeutische zool), gevolgd door corrigerende podotherapeutische zolen. |
verwacht resultaat: | klachtenvermindering tot klachtenvrij |
7.9 loge syndroom (anticusloge)/compartimentensyndroom (waaronder de m. tibialis anterior))
moment verwijzing: | bij klachten |
---|---|
klachten: | pijn/stijfheid aan de laterale zijde van de tibia na inspanning. Soms tintelingen/doof gevoel in de hallux en digitus 2 en/of zwelling van het spiercompartiment. In extreme gevallen zeer hevige pijn en funtiolaesie van de hallux en/of de voet. |
behandeling: | nagaan voetstand en functie: tijdens pronatie/valgisatie van de voet ontstaat tractie op origo van o.a. de m. tibialis anterior. Tevens ontstaat compressie aan de laterale zijde van het onderbeen. Bij een beperkte dorsaalflexie in het bovenste spronggewricht moeten de dorsaalflexoren van de voet een grotere activiteit leveren om slepen van de voet over de grond te voorkomen. Als voetstand en/of –functie een rol spelen in het ontstaan van de |
klachten: | opheffen van de oorzaak met corrigerende podotherapeutische zolen. Als dorsaalflexie van de voet beperkt is: zie voor behandeling bij punt 7.16 Onder fysiotherapeutische begeleiding trainen van de spiergroep. |
verwacht resultaat: | afhankelijk van mate van invloed van overige risicofactoren |
7.10 sinus tarsi syndroom
moment verwijzing: | bij klachten ter hoogte van de sinus tarsi, vaak na een distorsie maar ook wel door compressie. |
---|---|
klachten: | uitstralende pijn (ter hoogte van de sinus tarsi) bij belasting |
behandeling: | afhankelijk van de oorzaak: taping, corrigende podotherapeutische zool |
verwacht resultaat: | redelijk tot goed. Soms in combinatie met andere therapieën zoals corticosteroïd-injecties (niet door de podotherapeut). |
7.11 tarsaal tunnel syndroom (compressie van de n. tibialis onder het retinaculum flexorum achter de madiale malleous)
zie onder achtervoet bij 6.19
7.12 tendinitis/tenosynoviïtis m. peroneus brevis
zie onder achtervoet bij 6.20
7.13 tendinitis/tenosynoviïtis m. tibialis anterior
zie onder achtervoet bij 6.21
7.14 tendinitis/tenosynoviïtis m. tibialis posterior
zie onder achtervoet bij 6.22
7.15 tibiaal stress syndroom (voorheen aangeduid als ‘shin-splints’; meestal insertie-tendopathie van de m. tibialis post./ant.)
moment verwijzing: | bij klachten na intensieve belasting |
---|---|
klachten: | pijn op het scheenbeen bij of na belasting, zwelling, functiolaesie |
behandeling: | opheffen van de oorzaak (meestal correctie van een valgisatie en overpronatie) Taping, vooral bij acute klachten. Meestal corrigerende podotherapeutische zolen en (sport-)schoenadvies. |
verwacht resultaat: | goed, klachtenvrij |
7.16 verminderde dorsaalflexie in het enkelgewricht in het enkelgewricht
moment verwijzing: | bij klachten |
---|---|
klachten: | vaak pijn rond het bovenste spronggewricht, soms op andere lokaties (b.v. voorvoet) door een compensatoir looppatroon. |
behandeling: | achterhalen van de oorzaak: -myogeen (verkorting van de kuitmusculatuur): (tijdelijke) hakverhoging in de schoen. Altijd in combinatie met rekoefeningen van de kuitspieren – artivulair (b.v. posttraumatisch, postoperatief, congenitaal): blijvende hakverhoging in de schoen. Eventueel corrigerende podotherapeutische zolen ter bevordering van een optimale afwikkeling van de voet. Bij voorkeur samenwerking met manueel therapeut. |
verwacht resultaat: | redelijk tot goed. De verminderde bewegingsuitslag in het gewricht is niet op te heffen (door de podotherapeut) indien het een articulaire oorzaak heeft, maar wel indien de oorzaak myogeen is, afhankelijk van de mate van de verkorting en de leeftijd en therapietrouw van de patiënt. |
- knie/bovenbeen
Veelal zijn 3 zittingen podotherapie nodig:
1 zitting voor het podotherapeutisch onderzoek, 1 zitting voor de aflevering van de benodigde hulpmiddelen en voor advisering van de patiënt, 1 zitting voor de controle van hulpmiddelen en het opvolgen van de adviezen. Op indicatie kunnen per jaar – in enkele gevallen- nog 1 of 2 nacontroles plaats moeten vinden.
8.1 gonarthrosis
moment verwijzing: | preventief, ter behoud van de functie van de knie |
---|---|
klachten: | röntgenologisch vastgestelde gonarthrosis |
behandeling: | bij afwijkende stand en functie van de knie ( en de voet en/of de heup). Controleren op aanwezigheid van een beenlengteverschil. Corrigerende podotherapeutische zolen om de belasting van de knie zoveel mogelijk te normaliseren. |
verwacht resultaat: | reeds aanwezige arthrose is blijvend, maar pijnvermindering is mogelijk, evenals het tegengaan van de progressie |
8.2 insertietendopathie van de pes anserinus
zie vanwege de lokalisatie van de insertie op de tibia onder de enkel/onderbeen bij 7.6
8.3 jumper’s knee (infrapatellaire insertietendopathie, apexitis patellae)
moment verwijzing: | klachten bij sporters |
---|---|
klachten: | pijn aan de voorzijde van de knie, bij of distaal van de patella en beperkingen in het lopen |
behandeling: | controleren op stands- of functieafwijkingen van de voet en/of beenlengteverschil. Indien dit aanwezig is: corrigerende podotherapeutische zolen en/of hakverhoging. Bij voorkeur in combinatie met fysiotherapie behandelen. Schoenadvies. |
verwacht resultaat: | afhankelijk van de duur van de klachten is goed resultaat mogelijk. Bij klachten langer dan 6 maanden is het effect vaak minder goed. |
8.4 meniscus irritatie
moment verwijzing: | bij chronische klachten en/of onvoldoende resultaat van fysiotherapie. Ter uitstel en/of in afwachting van chirurgisch ingrijpen. |
---|---|
klachten: | pijn aan de mediale of laterale zijde van de knie ter hoogte van de gewrichtsspleet |
behandeling: | bij een afwijkende stand en/of functie van de voeten worden ook de knieën foutief belast. Hierdoor kan compressie optreden in het gewricht. Opheffen van de oorzaak met corrigerende podotherapeutische zolen. Bij voorkeur in combinatie met fysiotherapie behandelen. |
verwacht resultaat: | afhankelijk van de oorzaak en de mate van beschadiging redelijk tot goed resultaat. Bij onvoldoende effect blijft chirurgisch ingrijpen noodzakelijk. |
8.5 morbus Osgood-Schlatter (apophysitis tibialis adolesventium)
moment verwijzing: | bij klachten tijdens sporten of na trauma, bij kinderen tussen 10-15 jaar. Ter ondersteuning of bij onvoldoende resultaat vanfysiotherapie. |
---|---|
klachten: | pijn en zwelling ter hoogte van de tuberositas tibiae |
behandeling: | bij een afwijkende stand en/of functie van de voeten worden ook de knieën ongunstig belast. Hierdoor kan de tractie op de tuberositas tibiae toenemen. opheffen van de oorzaak met corrigerende podotherapeutische zolen. Bij voorkeur in combinatie met fysiotherapie behandelen. |
verwacht resultaat: | redelijk goed wat betreft de klachten. Meestal volledig (spontaan) herstel binnen 2 jaar na ontstaan. |
8.6 overbelasting van het lig. collaterale mediale
moment verwijzing: | bij chronische klachten en/of onvoldoende resultaat van fysiotherapie |
---|---|
klachten: | pijn aan de mediale zijde van de knie, rond de gewrichtsspleet |
behandeling: | valgisatie van de voeten en/of overpronatie veroorzaakt een valgisatie en/of endorotatie van de knie. Hierdoor ontstaat tractie op de mediale structuren. Opheffen van de oorzaak met corrigerende podotherapeutische zolen. |
verwacht resultaat: | redelijk tot goed resultaat |
8.7 overbelasting van de m. quadriceps femoris
moment verwijzing: | bij chronische klachten en/of onvoldoende resultaat van fysiotherapie |
---|---|
klachten: | pijn aan de ventrale zijde van het bovenbeen of iets proximaal van de patella |
behandeling: | valgisatie van de voeten en/of overpronatie veroorzaakt een valgisatie en/of endorotatie van de knie. Hierdoor ontstaat tractie aan onder andere de m. vastus medialis. Opheffen van de oorzaak met corrigerende podotherapeutische zolen. Spierversterkende oefeningen. Bij voorkeur in combinatie met fysiotherapie behandelen. |
verwacht resultaat: | redelijk tot goed resultaat |
8.8 retropatellaire chondropathie (pijn achter de knieschijf/beschadiging van het retropatellaire kraakbeen)
moment verwijzing: | bij chronische klachten en/of onvoldoende resultaat van fysiotherapie |
---|---|
klachten: | pijn achter of rondom de knieschijf bij belasten en bij lang zitten |
behandeling: | de oorzaak ligt vaak in het ‘ontsporen’ van de patella. Valgisatie van de voet en overpronatie kunnen deze ontsporing veroorzaken/versterken. Bij afwijkende stand en/of functie van de voeten: corrigerende podotherapeutische zolen geïndiceerd. Bij voorkeur in combinatie met fysiotherapie behandelen. |
verwacht resultaat: | afhankelijk van de oorzaak, redelijk tot goed resultaat |
8.9 tractus iliotibialis- frictiesyndroom
moment verwijzing: | bij klachten tijdens sportbeoefening |
---|---|
klachten: | pijn aan de laterale zijde van de knie. Komt veel voor bij hardlopers. |
behandeling: | onderzoek naar de oorzaak van de klachten (vaak supinatie tijdens lopen of varusstand van de calcaneus). Corrigerende (sport-)podotherapeutische zolen. Bij beenlengteverschil ook hakverhoging. Sportschoenadvies. Loopadvies: zoals lopen aan de andere zijde van de weg in verband met de bolling van het wegdek. |
verwacht resultaat: | goed tot klachtenvrij. Afhankelijk van de oorzaak moet de therapie blijvend worden toegepast. Bij voorkeur in combinatie met fysiotherapie behandelen. |
- heup/bekken/lage rug
Veelal zijn 3 zittingen podotherapie nodig:
1 zitting voor de podotherapeutisch onderzoek, 1 zitting voor de aflevering van benodigde hulpmiddelen en voor advisering van de patiënt, 1 zitting voor controle van hulpmiddelen en het opvolgen van de adviezen. Op indicatie kunnen per jaar – in enkele gevallen- nog 1 of 2 nacontroles plaats moeten vinden.
9.1 bursitis iliopectinea (psoas bursitis)
moment verwijzing: | bij chronische klachten |
---|---|
klachten: | pijn in het liesgebied, soms met uitstraling naar ventrale zijde van het bovenbeen en beperkingen in het lopen |
behandeling: | controleren op beenlengteverschil en standsafwijkingen van de benen en voeten. Indien deze zijn gevonden worden corrigerende podotherapeutische zolen en of een hakverhoging ter compensatie van het beenlengteverschil toegepast. |
verwacht resultaat: | redelijk tot goed resultaat. Bij onvoldoende resultaat terugverwijzen naar de huisarts |
9.2 bursitis subtrochanterica
moment verwijzing: | bij chronische klachten |
---|---|
klachten: | pijn ter hoogte van de trochanter major, soms met uitstraling naar de laterale zijde van het been |
behandeling: | controleren op beenlengteverschil en standsafwijkingen van de benen en voeten. Indien deze aanwezig zijn worden corrigerende podotherapeutische zolen en/of een hakverhoging ter compensatie van het beenlengteverschil toegepast. |
verwacht resultaat: | redelijk tot goed. Bij onvoldoende resultaat terugverwijzen naar de huisarts |
9.3 coxarthrosis
moment verwijzing: | preventief, ter behoud van de functie van de heup |
---|---|
klachten: | röntgenologisch vastgestelde coxarthrosis |
behandeling: | bij afwijkende (stand en) functie van de heup in combinatie met een afwijkende stand en functie van de voet (en/of knie). Controleren op aanwezigheid van een beenlengteverschil. Corrigerende podotherapeutische zolen om de belasting van de heup zoveel mogelijk te normaliseren. |
verwacht resultaat: | reeds aanwezige arthrose is blijvend, maar pijnvermindering is mogelijk, evenals het tegengaan van de progressie |
9.4 (lage) rugklachten
moment verwijzing: | bij chronische/recidiverende klachten |
---|---|
klachten: | pijn in (voornamelijk) de regio van de lage rug |
behandeling: | – controleren op beenlengteverschil, indien nodig, hakverhoging ter compensatie – een afwijkende stand en/of functie van de voeten heeft invloed op de stand en de functie van het bekken en de wervelkolom. Opheffen van de oorzaak met corrigerende podotherapeutische zolen. – bij onvoldoende demping tijdens het lopen schokdempende podotherapeutische zolen toepassen – schoenadvies |
verwacht resultaat: | redelijk tot goed. Bij aanwezigheid van een beenlengteverschil moeten podotherapeutische zolen blijvend worden toegepast. |
9.5 pubalgie (verzamelnaam voor aandoeningen die pijn veroorzaken rond tuberculum pubicum/os pubicum)
moment verwijzing: | bij onvoldoende effect van fysiotherapie, maar alleen bij sporters! |
---|---|
klachten: | pijn in de lies, in eerste instantie alleen bij sportbeoefening, later chronisch (met uitstraling naar de onderbuik) en beperkingen in het lopen |
behandeling: | controleren op (schijnbaar) beenlengteverschil. Correctie van de voetstand bij schijnbaar lenteverschil eventueel in hakverhoging. ALTIJD in combinatie met fysiotherapie. |
verwacht resultaat: | afhankelijk van de oorzaak van de klachten |
9.6 snapping hip (coxa saltans)
moment verwijzing: | bij klachten (een snapping hip is meestal pijnloos) |
---|---|
klachten: | een knappend geluid/gevoel aan de laterale zijde van het bovenbeen ter hoogte van de trochanter major (tractus iliotibialis) of in de lies (m. iliopsoas) bij belasten. Vaak bij sporters en balletdansers. |
behandeling: | opheffen van de oorzaak (vaak supinatie tijdens lopen of varusstand van de calcaneus). Corrigerende (sport-) podotherapeutische zolen. Bij een beenlengteverschil ook hakverhoging toepassen. |
verwacht resultaat: | redelijk tot goed |
Deel II: aanduiding problematiek bij chronische ziekten/aandoeningen
- diabetes mellitus (DM)
Veelal zijn 3 zittingen podotherapie nodig:
1 zitting voor het podotherapie onderzoek, 1 zitting voor de aflevering van benodigde hulpmiddelen en voor advisering van de patiënt, 1 zitting voor controle van hulpmiddelen en het opvolgen van de adviezen. Op indicatie kunnen er per jaar – in enkele gevallen- nog 1 of 2 nacontroles plaats moeten vinden.
Bij huid- en nagelaandoeningen is het aantal zittingen niet altijd voorspelbaar, en kan variëren van 1 tot 6 zittingen of meer (bijvoorbeeld bij neuropathische ulcera).
10.1 charcot voet
geen indicatie voor 1ste lijns podotherapeut, direct naar specialistische voetenpoli van een ziekenhuis
10.2 clavi en callus (likdoorns en eelt/eeltknobbels)
moment verwijzing: | na constatering, indien kans op ulceratie dusdanig groot is dat behandeling door pedicure niet gewenst is |
---|---|
klachten: | soms klachten als bloedende clavi en callus, overgevoeligheid, pijn of blaarvorming onder de rond clavi en callus, of over moeilijkheden bij het zelf verwijderen van callus |
behandeling: | verwijderen van clavi en callus (contra-indicatie voor gebruik van prikkelende, huidirriterende middelen zoals waterstofperoxide, iodine en bloedstelpende middelen). Schoeninspectie. Opheffen van de oorzaak van het ontstaan van clavi en callus (door onder meer podotherapeutische zolen en/of orthesen ter ontlasting van de aangedane plek(ken)). Patiënten zonder ulcusverleden doorverwijzen voor onderhoud naar pedicure met diabetesaantekening). ( zie NDF-richtlijn). |
verwacht resultaat: | regelmatige verwijdering van clavi en callus is noodzakelijk, maar de patiënt wordt afgeraden dit zelf te doen. (NDF- richtlijn: callus dient verwijderd te worden door een podotherapeut of een pedicure met diabetesaantekening). |
10.3 deformiteiten en verminderde beweeglijkheid in gewrichten
speciek diabetesprobleem, door glycolysering ( verstijving/verdikking) van de kapsels
moment verwijzing: | bij constatering |
---|---|
klachten: | meestal geen klachten, soms pijn in de hallux |
behandeling: | voetafwijking aanpassen ter preventie van problemen, door podotherapeutische zolen en/of otherse en schoenadvies. Als een afwikkelbalk noodzakelijk is, doorverwijzen naar een orthopedisch schoentechnicus. |
verwacht resultaat: | afhankelijk van de ernst. Glycolysering is onomkeerbaar, maar ulcusvorming/problemen elders kunnen worden voorkomen. |
10.4 lichte huidafwijkingen bij DM
bij droge gebarsten huid 1-malig advies. Bij ulceratie zie betreffende paragraaf.
moment verwijzing: | direct na signalering, indien geen verbetering 4 dagen na het ontstaan van het wondje/ de kloof |
---|---|
klachten: | pijn of signalering bij neuropathie |
behandeling: | vaststellen van de oorzaak van de wond (schoen, huid ect), deze oorzaak opheffen, de aangedane plaats drukvrij leggen, viltbandage (tot genezing van de huid) |
verwacht resultaat: | herstel en voorkomen van recidief door het opheffen van de oorzaak; inzicht bij de patiënt wat hij/zij zelf kan doen |
10.5 nagelafwijkingen
bij patiënten met diabetes mellitus moet bij ingegroeide nagels of hyperconvexe nagels nog sneller worden verwezen, in verband met vergrote kans op ulceratie, dan bij niet diabetische patiënten. Bovendien duurt de genezing langer.
moment verwijzig: direct na signaleringklachten:pijn of een ontstoken aspect ( bij neuropathie zonder pijn), afwijkende
nagelvorm, nagels moeilijk te knippenbehandeling:schoonmaken van de nagelwal en verwijderen van het spiculum
(ingroeiend deel van de nagel), nagelreconstructie en/of begeleidingverwacht resultaat:herstel. Bij onvoldoende herstel doorverwijzen naar pedicure met
diabetesaantekening, voor onderhoud.
10.6 neuropathische pijn
geen indicatie voor Podotherapie
N.B. in alle gevallen goed differentiëren of de pijn werkelijk neuropathisch van aard is en met samenhangt met b.v. een compressie-neuropathie
10.7 periodieke controle
moment verwijzing: | regelmatig nazorg, minimaal 1 x per jaar controle van de voet door diabetes- verpleegkundige of praktijkondersteuner huisarts |
---|---|
klachten: | bij klachten/problemen is er een indicatie voor Podotherapie
10.8 pijn bij lopen |
10.9 pijn in rust/nachtelijke pijn
zonder onderliggende biomechanisch problematiek is er geen indicatie voor Podotherapie.
Bij een onderliggend biomechanisch probleem is er wel een indicatie voor Podotherapie; zie dan bij de
betreffende aandoening
10.10 preventieve maatregelen na diagnose DM
moment verwijzing: | na het stellen van de diagnose diabetes mellitus type 2 voor voorlichting naar diabetes- verpleegkundige. Bij vermoeden van risicofactoren voor voetproblematiek verwijzen naar podotherapeut. Bij diabetes mellitus type 1 afhankelijk van de leeftijd van de patiënt en andere problematiek, vaak een eerste verwijzing podotherapie pas bij voetproblematiek. |
---|---|
klachten: | er hoeven bij diabetes mellitus type 2 geen klachten of symptomen aanwezig te zijn; bij aanwezige problematiek zie desbetreffende paragraaf |
behandeling: | 1. Voorlichting/patiënteducatie, aan patiënt zelf, de partner of andere betrokkene, in het kader van preventie , met de onderwerpen: – wat patiënt moet doen in het kader van preventie – informatie over dagelijkse inspectie van de voeten en schoeisel informatie over voetverzorging – wat patiënt niet moet doen, wat risico’s zijn – informatie over geschikte kousen, schoenen – nut van een goede bloedglucose- regulatie – nut van algemeen gezonde leefregels, voorlichting aan de hand van foldermateriaal en/of audiovisuele middelen (NDF) 2. Eerste screening op risicofactoren 3. Inventarisatie van aanwezige problematiek (inspectie/palpatie/functieonderzoek) |
verwacht resultaat: | *eenmalige voorlichting is vaak onvoldoende: er blijft onvoldoende onthouden en ‘weten’ en ‘doen’ lopen niet gelijk op (compliance, gedragsverandering nodig). Daarom is regelmatige herhaling van de informatie en regelmatige controlezittingen noodzakelijk door diabetes- verpleegkundige. *eerste screening op risicofactoren i.v.m. vroegtijdige signalering van problematiek (behandeling indien nodig: zie de betreffende aandoeningen). N.B. samenwerking binnen de 1e en 2e lijn heeft voorkeur (huisarts, diabetes- verpleegkundige, podotherapeut). |
10.11 starus na amputatie (teen, tenen)
moment verwijzing: | zo gauw als de operatiewond dat toelaat |
---|---|
klachten: | *verminderde stabiliteit in de aangedane voet *verminderde mobiliteit van de aanliggende tenen *overdruk onder de MTP’s van de geamputeerde tenen *hyperkeratose ter plaatse van deze MTPé *standsverandering in de aanliggende tenen |
behandeling: | de behandeling bestaat uit een aantal punten: *verminderen van de overdruk onder de MTP’s, door een podotherapeutische zool *verwijderen van hyperkeratose indien aanwezig *voorkomen van standsveranderingen in de aanliggende tenen, door middel van een orthese/prothese *vergroten van de mobiliteit en stabiliteit in de aangedane voet, door een podotherapeutische zool en/of schoenadvies *voetverzorgingsadvies *schoenadvies |
verwacht resultaat: | *verbeterde mobiliteit in de aangedane voet *voorkomen van standsveranderingen van de aanliggende tenen *voorkomen van overdruk en ulceraties onder de MTP’s |
10.12 ulcera (vasculair ulcus, neuropathisch ulcus, neuro-vasculair ulcus)
moment verwijzing: | zo vroeg mogelijk na signalering, indicaties voor podotherapie zijn verschillende stadia/gradaties van (ischaemische) ulcera en neuropathische ulcera die niet binnen 2 weken genezingstendens vertonen. Indien de ulcera al in de subcutis is doorgedrongen of bij zeer slechte bloedvaten, verwijzing naar voetenpoli. Bij osteomyelitis en/of gangreen geen indicatie voor Podotherapie. |
---|---|
klachten: | *pijn, tenzij er sprake is van sensibele neuropathie. patiënt klaagt soms alleen over vieze natte plekken in sokken en schoenen (exsudatie wondvocht). *bij infectie- klachten als roodheid, warme voet/plek, koorts, ect. |
behandeling: | wondtoilet, wegsnijden van callus en dood weefsel tot op gezond weefsel. De oorzaak zoeken van het ontstaan van het ulcus en deze wegnemen. Aanbrengen van anti- druk- verband, in het kader van ontlasting van het wondgebied; ook ontlastende podotherapeutische zolen en schoenadvies. Informeren van de patiënt over belang van goede bloed- suikerregulatie en therapietrouw wat betreft wondverzorging en het opvolgen van leefregels en/of schoenadvies. |
verwacht resultaat: | bij beginnende ulcera en bij goede vascularisatie/doorbloeding is een goed resultaat te verwachten. Het resultaat is slechter naarmate de ernst/gradatie toeneemt en bij het optreden van complicaties. Indien een patiënt ulcera heeft gehad, is er een groter risico op herhaling (vaker controles noodzakelijk). Het resultaat is beter naarmate de patiënt een grotere mate van compliance/therapietrouw heeft. |
- reumatische aandoeningen
Veelal zijn 3 zittingen podotherapie nodig:
1 zitting voor het podotherapeutisch onderzoek, 1 zitting voor de aflevering van benodigde hulpmiddelen en voor advisering van de patiënt, 1 zitting voor controle van hulpmiddelen en het opvolgen van de adviezen. Op indicatie kunnen er per jaar – in enkele gevallen- nog 1 of 2 nacontroles plaats moeten vinden.
Bij huid- en nagelaandoeningen is het aantal zittingen niet altijd voorspelbaar, en kan variëren van 1 tot 6 zittingen of meer (bijvoorbeeld bij neuropathische ulcera).
11.1 (sub)acute fase bij RA
moment verwijzing: | meteen bij constatering |
---|---|
klachten: | pijn, zwelling, roodheid, functiolaesie, warmte |
behandeling: | immobiliseren, eventuele overbelasting van het gewricht verminderen met een corrigerende podotherapeutische zool, tape of andere voorlopige therapie. Verbeterde drukverdeling tot stand brengen. Bewegen op geleide van de pijn. Schoenadvies. Controleren op gebruik van ontstekingremmers, anders doorverwijzen naar arts. |
verwacht resultaat: | afhankelijk van activiteit van ontstekingsproces |
11.2 arthrosis
moment verwijzing: | bij klachten |
---|---|
klachten: | pijn, vooral bij belasten |
behandeling: | zie voor behandeling bij betreffende lokalisatie zoals artritis/artrosis van de midtarsale gewrichten (5.2) en artrosis in het bovenste spronggewricht (7.3) |
11.3 capsulitis/periostitis
moment verwijzing: | bij klachten, maar ook preventief |
---|---|
klachten: | pijn, vooral bij belasten |
behandeling: | zie voor behandeling van capsulitis bij betreffende lokalisatie, zoals exostosen/osteofyten (3.2 en 4.6) |
11.4 exostosen/knobbelvorming
moment verwijzing: | bij klachten, maar ook preventief (zie 11.7) |
---|---|
klachten: | wisselend, afhankelijk van afwijking |
behandeling: | zie voor behandeling bij de betreffende lokalisatie zoals exostosen/osteofyten (3.4), en compressie- neuropathie n. peroneus profundus (5.3) |
11.5 jicht
zie onder voorvoet bij 4.11
11.6 preventie van wonden (risico door exostosen/dunne huid)
moment verwijzing: | preventief bij kans op recidief |
---|---|
klachten: | pijn en/of roodheid bij intacte huid |
behandeling: | de oorzaak van de druk en wrijving opsporen en verminderen/weghalen door b.v. vilt, (siliconen) orthesen, correctiezolen, schoenadvies |
verwacht resultaat: | redelijk, afhankelijk van medicijngebruik, complicaties, verloop reuma en algehele gezondheid |
11.7 standsafwijkingen
moment verwijzing: | bij klachten, maar ook preventief i.v.m. ongunstige belasting van aangedane gewrichten |
---|---|
klachten: | wisselend, afhankelijk van afwijking |
behandeling: | zie voor behandeling bij de betreffende aandoening zoals: – chronische (sub)luxatie MTP 2-5 (zie 4.2) – hallux valgus (zie 3.5 en 4.8) – hamerstand/klauwstand digiti (zie 3.7) – pes cavus/pes cavo varus (zie 5.16) – pes planus/pes planovalgus/pes valgus (zie 5.17) – supra/infraductie van digiti (zie 3.10) – valgusstand van de calcaneus in combinatie met standverandering voet en been (zie 6.23) – varusstand van de calcaneus in combinatie met standsverandering voet en been ( zie 6.24) |
11.8 verergering od continuering van pijn bij RA
moment verwijzing: | bij afwijkend looppatroon |
---|---|
klachten: | pijn, functiolaesie, verminderde mobiliteit in gewricht |
behandeling: | immobiliseren (met corrigerende podotherapeutische zool). Eventuele overbelasting van het gewricht verminderen met een corrigerende podotherapeutische zool. Bewegen op geleide van de pijn. Advies belasting/belastbaarheid; leefregels en dagindeling. Schoenadvies. |
verwacht resultaat: | afhankelijk van corrigeerbaarheid looppatroon |
11.9 verminderde beweeglijkheid in de gewrichten
moment verwijzing: | bij klachten |
---|---|
klachten: | stijfheid, ongemak, pijn |
behandeling: | zie voor behandeling bi de betreffende aandoening – arthritis/arthrosis van de midtarsale gewrichten (zie 5.2) – hallux limitus/hallux rigidus (zie 3.6 en 4.9) – hamerstand/klauwstand digiti ( zie 3.7) – verminderde dorsaalfexie in het enkelgewricht ( zie 7.16) |
11.10 wondbehandeling
zie onder diabetes mellitus (DM) bij 10.12
- aanvullende behandeling bij chronische ziekten/aandoeningen
Bij onderstaande aandoeningen kan podotherapie aanvullend zijn op de ‘hoofdbehandeling’, met name indien er sprake is van instabiliteit bij het lopen, veranderingen in de stand van de gewrichten en bij drukplekken/wonden aan de voeten.
Samenwerking podotherapeut met fysio/oefentherapeut, (revalidatie)arts en orthopedisch schoenmaker.
– Cerebral/palsy/infantiele encephalopathie/spasticiteit
– Charcot Maie- Tooth
– Claudicatio intermittens/vasculitis
– Duchenne
– Ehler- Danlos
– Multiple Sclerose
– Parkinson
– Post- polio syndroom
– Posttraumatische reflex dystrofie
– Status na beroerte inclusief hemiplegie
– Syndroom van Marfan
Deel III: aanduiding problematiek via algemene trefwoorden
- revalidatie
Veelal zijn 3 zittingen podotherapie nodig:
1 zitting voor het podotherapeutisch onderzoek, 1 zitting voor de aflevering van benodigde hulpmiddelen en voor advisering van de patiënt, 1 zitting voor controle van hulpmiddelen en het opvolgen van de adviezen. Op indicatie kunnen er per jaar – in enkele gevallen- nog 1 of 2 nacontroles plaats moeten vinden.
13.1 amputatie in het gewricht van Chopart/LisFranc (meest distale amputatie) (status na amputatie)
moment verwijzing: | zodra de wond genezen is, en/of in afwachting va een orthopedische schoen |
---|---|
klachten: | niet noodzakelijk aanwezig |
behandeling: | corrigerende podotherapeutische zool met opvulling van de schoen ter compensatie van het ontbrekende deel van de voet |
verwacht resultaat: | redelijk tot goed |
13.2 amputatie van een teen (teen, tenen) ( status na amputatie)
moment verwijzing: | zodra de operatiewond dat toelaat |
---|---|
klachten: | * verminderde stabiliteit in de aangedane voet * verminderde beweeglijkheid van de aanliggende tenen * overdruk onder de MTP’s van de geamputeerde tenen * hyperkeratose ter plaatse van deze MTP’s * standsverandering van aanliggende tenen |
behandeling: | verminderen van overdruk onder de MTP’s, voorkomen van standsveranderingen in aanliggende tenen, vergroten van de beweeglijkheid en stabiliteit in de aangedane voet, door bijvoorbeeld een orthese en ontlastende podotherapeutische zool; schoenadvies |
verwacht resultaat: | afhankelijk van onder meer de conditie van het weefsel en de onderliggende aandoening, redelijk tot goed |
13.3 calcaneusfactuur (status na fractuur)
zie onder achtervoet bij 6.7
13.4 posttraumatische- en/of postoperatieve aandoeningen van de onderste extremiteiten
moment verwijzing: | bij aanhoudende klachten, langer dan voor het herstel gangbaar is |
---|---|
klachten: | afhankelijk van de aandoening |
behandeling: | het is noodzakelijk om te onderzoeken of de klachten op zichzelf staan of veroorzaakt/versterkt worden door een afwijkende voetstand of functie. Opheffen van de oorzaak en behandelen, in samenhang met de aandoening. zie voor behandeling bij de desbetreffende aandoening |
verwacht resultaat: | afhankelijk van de aandoening en van de mate van beschadiging van het weefsel. Het doel is het streven naar een optimale belasting van de onderste extremiteit. |
- afwijkende houding en beweging
Veelal zijn 3 zittingen podotherapie nodig:
1 zitting voor het podotherapeutisch onderzoek, 1 zitting voor de aflevering van benodigde hulpmiddelen en voor advisering van de patiënt, 1 zitting voor controle van hulpmiddelen en het opvolgen van de adviezen. Op indicatie kunnen er per jaar – in enkele gevallen- nog 1 of 2 nacontroles plaats moeten vinden.
14.1 antalgische gewoontehouding
moment verwijzing: | bij persisterende klachten na fysiotherapie of oefentherapie Cesar of –mensendieck |
---|---|
klachten: | surmenageklachten, wisselend van aard |
behandeling: | afhankelijk van de oorzaak en de oorspronkelijke klachten, correctie van de afwijkende stand en/of functie door een corrigerende podotherapeutische zool |
verwacht resultaat: | afhankelijk van de oorspronkelijke klacht |
14.2 bekkenscheefstand ten gevolge van een (schijnbaar) beenlengteverschil
moment verwijzing: | bij klachten |
---|---|
klachten: | er kunnen uiteenlopende klachten aanwezig zijn in de heup-/bekken- en/of rugregio |
behandeling: | onderzoeken of daadwerkelijk sprake is van een bekkenscheefstand of een bekkenwringing. Een bekkenscheefstand kan veroorzaakt worden door: – een daadwerkelijk verschil in beenlengte – een unilaterale standsafwijking van voet of knie. Een valgusstand zal een been “verkorten”, een varusstand zal het been “verlengen”. Een bekkenscheefstand kan ook een unilaterale valgus/varusstand versterken, Bij een standsafwijking worden podotherapeutische zolen gemaakt ter correctie van de standsafwijking. Bij een werkelijk beenlengteverschil wordt een ( losse) verhoging gemaakt in de schoen of in de podotherapeutische zool. Vaak zal een combinatie van standscorrectie van de voeten en compensatie van het lengteverschil nodig zijn. Bij een extreem lengteverschil is mogelijk een hakverhoging aan de buitenkant van de schoen, aangebracht door de (orthopedisch-) schoenmaker, noodzakelijk. |
verwacht resultaat: | klachtenvermindering tot klachtenvrij |
14.3 knie/heup/rugklachten bij afwijkende voetstand en/of -functie
moment verwijzing: | bij chronisch verlopend klachtenpatroon |
---|---|
klachten: | klachten tijdens of na belasting |
behandeling: | corrigeren van de voet- afwikkeling en de voetstand door podotherapeutische corrigerende zolen; controle van mogelijk beenlengteverschil, eventueel compensatie met hakverhoging |
verwacht resultaat: | redelijk tot goed resultaat, afhankelijk van de onderliggende oorzaak en het bewegingspatroon |
14.4 overpronatie tijdens lopen/geproneerd lopen
moment verwijzing: | bij klachten |
---|---|
klachten: | overpronatie is een veel voorkomende oorzaak van veel verschillende aandoeningen aan de onderste extremiteit. Met name klachten aan de mediale zijde van de onderste extremiteit kunnen veroorzaakt worden door overpronatie of door volledig geproneerd (in valgus) lopen. |
behandeling: | podotherapeutische zolen ter correctie van de voetfunctie. Schoenadvies. Vooral bij kinderen ook voetspierversterkende oefeningen. |
verwacht resultaat: | klachtenvermindering tot klachtenvrij |
14.5 supinatie bij hielcontact/gesupineerd lopen
moment verwijzing: | bij klachten |
---|---|
klachten: | bij hielcontact is voor de schokdemping van de voet een lichte pronatiebeweging noodzakelijk. Het ontbreken van de pronatie en/of het aanwezig zijn van een supinatiebeweging kunnen uiteenlopende klachten veroorzaken door het gebrek aan demping, met name aan de laterale zijde van de onderste extremitiet. Ook het volledig op de laterale zijde van de voet afwikkelen (gesupineerd/in varus lopen) kunnen dergelijke klachten veroorzaken. |
behandeling: | podotherapeutische zolen ter correctie van de voetfunctie. Schoenadvies Vooral bij kinderen ook voetspierversterkende oefeningen. |
verwacht resultaat: | klachtenvermindering tot klachtenvrij |
14.6 tenengang
moment verwijzig: bij persisterende klachten na fysiotherapie of oefentherapie Cesar of – Mensendieckklachten:kunnen divers van aard zijn, zoals klachten in de voorvoet, achillespees, knieklachtenbehandeling:ascenderende corrigerende podotherapeutische zool: door hakverhoging
bevordering van het hielcontact. Vaak hangt tenengang samen met een
verminderde dorsaalflexie in de enkel. Voorbehandeling:zie dan
dorsaalflexiebeperking enkelgewricht (7.16)verwacht resultaat:afhankelijk van de oorzaak en leeftijd
- sporters
Onderstaande aandoeningen komen veel bij sporters voor.
LET OP: veel aandoeningen zijn niet sportspecifiek en zijn dan ook niet opgenomen in dit hoofdstuk van de artsenwijzer.
Doordat tijdens sporten de belasting op het bewegingssysteem groter is dan in het dagelijks leven kan deze de belastbaarheid overschrijden. Hierdoor kunnen ook andere klachten dan hieronder genoemd zich tijdens het sporten voor de eerste keer openbaren. Andere klachten dan hieronder genoemd zich tijdens het sporten voor de eerste keer openbaren.
15.1 achillodynie (zie 7.1)
15.2 anterior tibiotalair compressiesyndroom ( zie 6.1)
15.3 fasciïtis plantaris (zie 5.7)
15.4 Haglund exostose (zie 6.12)
15.5 insertietendopathie van de pes anserinus (superficialis) (zie 7.6)
15.6 instabiliteit van de enkel (zie 7.7)
15.7 Joplin’s neuroma (zie 4.12)
15.8 jumper’s knee ( zie 8.3)
15.9 nagelproblematiek (zie 1.1-1.9)
15.10 pubalgie (zie 9,5)
15.11 tibiaal stress syndroom (zie 7.15)
15.12 tractus iliotibialis- frictiesyndroom (zie 8.9)
15.13 zandteen of volleybalteen (zie 3.12)
- kinderen
Veelal zijn 3 zittingen podotherapie nodig:
1 zitting voor het podotherapeutisch onderzoek, 1 zitting voor de aflevering van benodigde hulpmiddelen en voor advisering van de patiënt, 1 zitting voor controle van hulpmiddelen en het opvolgen van de adviezen. Op indicatie kunnen er per jaar – in enkele gevallen- nog 1 of 2 nacontroles plaats moeten vinden
16.1 gangafwijkingen bij kinderen met een cerebrale parase
alleen bij geringe afwijkingen indicatie voor Podotherapie
16.2 genu valgum (x- benen)
moment verwijzing: | kinderen ouder dan 6-7 jaar met x- benen in combinatie met een forse standsafwijking van de voeten en bij klachten. In overige gevallen is er geen indicatie voor podotheapie! |
---|---|
klachten: | klachten zijn niet noodzakelijk aanwezig. Preventief ingrijpen vanwege ongunstige belasting van de gewrichten is noodzakelijk. |
behandeling: | onderzoeken of de beenstand veroorzaakt/versterkt wordt door de voetstand. Indien dit het geval is, corrigerende podotherapeutische zolen. |
verwacht resultaat: | betere belasting van de correctie van de stand van de voeten en benen is sterk patiëntafhankelijk en dient bij iedere controle geëvalueerd te worden. |
16.3 genu varum (o- benen)
moment verwijzing: | kinderen ouder dan 4 jaar met o- benen in combinatie met een forse standsafwijking van de voeten en bij klachten. In overige gevallen is er geen indicatie voor Podotherapie! |
---|---|
klachten: | klachten zijn niet noodzakelijk aanwezig. Preventief ingrijpen vanwege ongunstige belasting van de gewrichten is noodzakelijk. |
behandeling: | onderzoeken of de beenstand veroorzaakt/versterkt wordt door de voetstand. Indien dit het geval is, corrigerende podotherapie zolen. |
verwacht resultaat: | betere belasting van de gewrichten van de onderste extremiteit. Blijvende correctie van de stand van de voeten en benen is sterk patiëntafhankelijk en dient bij iedere controle geëvalueerd te worden. |
16.4 juveniele chronische arthritis
zie onder reumatische aandoeningen bij 11.1 – 11.3 – 11.6 – 11.7
16.5 kommateentjes
moment verwijzing: | bij |
---|---|
klachten: | vroegtijdig, op jonge leeftijd verwijzen |
klachten: | pijn (bij nagels) bij lopen |
behandeling: | (siliconen) orthese of taping |
verwacht resultaat: | redelijk tot goed afhankelijk van de leeftijd. Rotatie in de teenstand is niet corrigeerbaar. |
16.6 platvoet
moment verwijzing: | niet direct verwijzen (tot een leeftijd van 6-7 jaar zijn platvoeten fysiologisch). Wel verwijzen bij klachten (pijn, niet graag lopen) en bij extreme standsafwijkingen na de leeftijd van 6-7jaar. |
---|---|
klachten: | wisselend, m.n. pijn aan de mediale zijde van de voert en niet graag lopen. |
behandeling: | corrigerende podotherapeutische zolen en spierversterkende oefeningen. Zo nodig ook verwijzing voor oefentherapie Mensendieck of – Cesar of kinderfysiotherapie. |
verwacht resultaat: | pijnvrij. Afhankelijk van verstijving in de gewrichten blijft de platvoet bestaan. Een platvoet is alleen (deels) corrigeerbaar als de afwijkingen nog niet structureel zijn. |
16.7 tenengang
zie onder afwijkende houding en beweging bij 14.6
- ouderen
Veelal zijn 3 zittingen podotherapie nodig:
1 zitting voor het podotherapeutisch onderzoek, 1 zitting voor de aflevering van benodigde hulpmiddelen en voor advisering van de patiënt, 1 zitting voor controle van hulpmiddelen en het opvolgen van de adviezen. Op indicatie kunnen er per jaar – in enkele gevallen- nog 1 of 2 nacontroles plaats moeten vinden
17.1 instabiel looppatroon
moment verwijzing: | bij instabiel looppatroon |
---|---|
klachten: | struikelen |
behandeling: | corrigerende podotherapeutische zolen. Schoenadvies. |
verwacht resultaat: | meestal redelijk tot goed |
Zie ook betreffende problematiek bij de indeling volgens lokalisatie
LET OP: de snelheid waarmee herstel optreedt c.q. klachten verminderen neemt af met het vorderen van de leeftijd. Daarnaast moet bij het onderzoek rekening gehouden worden met de aanwezigheid van andere (leeftijdsgebonden) oorzaken van de klachten (zoals vasculaire problemen of reumatische aandoeningen). Bij onvoldoende resultaat van de therapie terugverwijzen naar de huisarts om overige problematiek uit te sluiten.
- migranten
Zie de betreffende problematiek bij de indeling volgens lokalisatie
Aandachtspunten bij deze patiëntengroep zijn:
– veelal geneigd thuis op blote voeten te lopen
– veelal gebruik van goedkoop schoeisel
– taalbarrière
– anders omgaan met lichamelijke klachten (b.v. ‘overdrijven’ of juist ‘onderschatten’)
– afwijkende lichaamsbouw per lokalisatie
- verstandelijk gehandicapten
Veelal zijn 3 zittingen podotherapie nodig:
1 zitting voor het podotherapeutisch onderzoek, 1 zitting voor de aflevering van benodigde hulpmiddelen en voor advisering van de patiënt, 1 zitting voor controle van hulpmiddelen en het opvolgen van de adviezen. Op indicatie kunnen er per jaar – in enkele gevallen- nog 1 of 2 nacontroles plaats moeten vinden
19.1 instabiel looppatroon
moment verwijzing: | bij instabiel looppatroon |
---|---|
klachten: | struikelen |
behandeling: | corrigerende podotherapeutische zolen |
verwacht resultaat: | meestal redelijk tot goed |
Zie ook betreffende problematiek bij de indeling volgens lokalisatie
LET OP: bij verstandelijk gehandicapten kunnen de anamnestische gegevens moeilijker worden verkregen. In de meeste gevallen zal meer tijd nodig zijn voor de diagnostiek.
Trefwoordenlijst
Accessoir os naviculare syndroom (zie 5.1)
achillodynie (zie 7.1, 15.1)
achtervoet (zie 6)
afwijkende houding en beweging (zie 14)
algemene ontstekingen (zie 2.1)
amputatie gewrichten van Chopart/LisFranc (meestal distale amputatie) (status na amputatie) (zie 13.1)
amputatie van een teen (teen, tenen) (status na amputatie) (zie 13.2)
antalgische gewoontehouding (zie 14.1)
anterior tibiotalair comptrssiesyndroom (zie 6.1, 7.2, 15.2)
apophusitis calcanei (morbus Sever) (zie 6.2)
arthritis/arthrosis van de midtarsale gewrichten (zie 5.2)
arthrosis (zie 11.2)
arthrosis in het bovenste spronggewricht (komt ook bij reuma voor) (zie 6.3, 7.3)
Bekkenscheefstand ten gevolge van een (schijnbaar) beenlengteverschil ( zie 14.3)
bursa/bursitis (slijnbeurs(- ontsteking)) (zie 3.1)
bursitis calcanei plantaris (inclusief calcaneodynie) (zie 6.4)
bursitis iliopectenea (psoas bursitis) ( zie 9.1)
bursitis retrocalcaneale (zie 6.5)
bursitis subcutane achillei (zie 6.6)
bursitis subtrochanterica (zie 9.2)
Calcaneusfractuur (status na fractuur) ( zie 6.7, 13.3)
callus (eelt, hyperkeratose) (zie 2.2)
capsulitis (ontsteking/irritatie van de gewrichtskapsel, zoals onder meer bij reuma) (zie 3.2)
capsulitis MTP- gewricht (ontsteking/irritatie gewrichtskapsel; wordt ook bij reuma gezien) (zie 4.1)
capsulitis/periostits (zie 11.3)
cerebral palsy/infantiele encephalopathie/spasticiteit (zie12)
Charcot Marie- Thooth (zie 12)
Charcot voet ( zie 10.1)
(chronische)(sub)luxatie MTP 2-5 (bij hamerteen, hypermobiliteit MTP’s of traumatisch; wordt ook bij reuma gezien ( 4.2)
chronische (sub)luxatie van de teengewrichten (zie 3.3)
claudicatio intermittens/vasculitis (zie 12)
clavi en callus (likdoorns en eelt/eeltknobbels) ( 10.2)
clavus (likdoorn, esteroog, keratoma) (zie 2.3)
compressie- neuropathie n. peroneus profundus (zie 4.3, 5.3)
compressie- neuropathie n. peroneus superficialis ( zie 4.4, 5.4, 6.8)
compressie- neuropathie nn. Plantaris medialis en lateralis (onder m. abductor hallucis longus) (zie 5.5)
compressie– neuropathie van de n. peroneus communis (t.h.v. het collum fibulae) (zie 7.4)
Coxarthrosis (zie 9.3)
deformiteiten en verminderde beweeglijkheid in gewrichten (zie 10.3)
diabetes mellitus (DM) (zie 10)
doorgezakte voorvoer/pes transversus (zie 4.5)
Duchenne (zie 12)
Ehler-Danlos (zie 12)
enkel/onderbeen (zie 7)
eversietrauma (zie 7.5)
exostosen/knobbelvorming (zie 11.4)
exostosen/osteofyten (zie 3.4, 4.6, 5.6, 6.9)
Fasciïtis plantaris (irritatie van de aponeurosis plantaris) (zie 5.7, 6.10, 15.3)
ganglion (verdikking, met name in een pees(zie 4.7, 5.8, 6.11)
genu valgum (x- benen) ( zie 16.2)
genu varum (o- benen) (zie 16.3)
gonarthrosis (zie 8.1)
Haglund exostose (zie 6.12, 15.4)
hallux limitus/hallux rigidus (verminderde beweeglijkheid MTP-1/verstijving MTP-1) (zie 3.6, 4.9)
hallux valgus (zie 3.5, 4.8)
hamerstand/klauwstand digiti (zie 3.7)
heup/bekken/lage rug (zie 9)
hielspoor (calcifisering onder de calcaneus, meestal t.h.v. de orgio van de fascia plantaris) (zie 6.13)
huid (zie 2)
huidverkleuringen (zie 2.4)
hyperconvexe nagels (kromme nagel, krom naar de zijkanten/unguis incarnatus) (zie 1.1)
insertietendopathie m. peroneus brevis (zie 5.9)
insertietendopathie m. tibialis anterior (zie 5.10)
insertietendopathie m. tibialis posterior (zie 5.11)
insertietendopathie van de pes anserunus (superficialis) (zie 7.6, 8.2, 15.5)
insertietendopathie/tendinitis van overige spieren van de metatarsus (zoals m. hallucis longus) (zie 4.10, 5.12)
instabiel looppatroon (zie 17.1, 19.1)
instabiliteit van de enkel (zie 6.14, 7.7, 15.6)
inversietrauma (zie 7.8)
jicht (zie 3.8, 4.11, 11.5)
Joplin’s neuroma (compressie- neuropathie van de n. plantaris medialis, aan de mediale zijde van het MTP-1) (4.12, 15.7)
jumper’s knee (infrapatellaire insertietendopathie, apexitis patellae) (zie 8.3, 15.8)
juveniele chronische arthritis (zie 16.4)
kinderen (zie 16)
knie (zie 8)
knie/heup/rugklachten bij afwijkende voetstand en/of –functie (zie 14.3)
kommateentjes (zie 16.5)
(lage)rugklachten (zie 9.4)
lichte huidafwijking bij DM (zie 10.4)
littekens (zie 2.5)
loge syndroom (anticusloge/compartimentensyndroom (waaronder de m. tibialis anteroir) (zie 7.9)
marsfractuur (vaak fractuur van os metatarsale 2, door overbelasting) (zie 5.14)
meniscus irritatie (zie 8.4)
metatarsalgie (zie 4.14)
middenvoet (zie5)
midtarsale overbelasting van de plantaire ligamenten (zie 5.13)
migranten (zie 18)
morbus Köhler I (aseptische botnecrose in het os naviculare) (zie 5.14)
morbus Köhler II (avasculaire botnecrose van het caput metatarsale 2/ziekte van Freiberg) (zie 4.15)
morbus Ledderhose (plantaire fibromatosis) (zie 5.15)
morbus Osgood- Schlatter (apophysitis tibialis asolescentium) (zie 8.5)
Mortonse neuralgie (compressie- neuropathie van de n. plantaris pedis in de intermetatarsale ruimte, meestal
tussen 3-4 (zie 4.16)
multiple sclerose (zie 12)
nagel (zie 1)
nagelafwijkingen (zie 10.5)
nagelbedletsel, al dan niet met fractuur (zie 1.2)
nagelproblematiek (zie 15.9)
nagelwalproblemen/rondom ontsteking/omloopje (paronychia, of eeltvorming in de nagelwal) (zie 1.3)
neurinoom (neuroma/neuroom) (zie 4.17)
neuropathische pijn (zie 10.6)
neurovasculair clavus (zie 2.6)
onychogryphosis (wildgroeiende nagel) (zie 1.4)
onycholysis (loslaten van de nagelplaat, vaak t.g.v. onychomycosis of trauma) ( zie 1.5)
onychomysis (schimmelnagel) (zie 1.6)
osteoid osteoom (zie 3.9)
ouderen (zie 17)
overbelasting van de m. quadriceps femoris (zie 8.7)
overbelasting van het lig.collaterale mediale (zie 8.6)
overpronatie tijdens lopen/geproneerd lopen (zie14.4)
Parkinson (zie 12)
periodieke controle (zie 10.7)
pes cavus/pers cavo varus (zie 5.16, 6.15)
pes planus/pes planovalgus/pes valgus (zie 5.17, 6.16)
pijn bij lopen (zie 10.8)
pijn in rust/nachtelijke pijn (zie 10.9)
plantair hielpijn syndroom (zie 6.17)
platvoet (zie 16.6)
post- polio syndroom (zie 12)
posttraumatische reflex dystrofie (zie 12)
posttraumatische- en/of postoperatieve aandoeningen van de onderste extremiteiten (zie 13.4)
preventie maatregelen na diagnose DM (zie 10.10)
preventie wonden (risicogroep door exostosen/dunne huid) (zie 11.6)
pubalgie (verzamelnaam voor aandoeningen die pijn veroorzaken rond het tuberculum pubicum/os pubicum)
(zie 9.5, 15.10)
Retropatellaire chondropathie (pijn achter de knieschijf/beschadiging van het retropatellaire kraakbeen (zie 8.8)
reumatische aandoeningen (zie 11)
revalidatie (zie 13)
sesamoïde osteochondrosis (zie 4.18)
sesamoïditis (zie 4.19)
sinus tarsi syndroom (zie 6.18, 7.10)
snapping hip (coxa saltans) (zie 9.6)
sporters (zie 15)
spreidplatvoet (zie 4.20)
stands- en functie- afwijkingen van de 1ste straal (inclusief metatarsus primus elevatus, plantairgeflecteerde 1ste straal, hypermobiele 1ste straal) (zie 4.21)
standsafwijkingen (zie 11.7)
status na amputatie (teen, tenen) (zie 10.11)
status na beroerte inclusief hemiplegie (zie 12)
(sub)acute fase bij RA (zie 11.1)
subunguaal clavus (likdoorn/keratoma onder de nagel) (zie 1.7)
subunguaal haematoom (bloedblaar onder de nagel) (zie 1.8)
supinatie bij hielcontact/gesupineerd lopen (zie 14.5)
supra/infraductie van digiti (tenen liggen over elkaar heen) (zie 3.10)
syndroom van Marfan (zie 12)
tailors bunion (bursa/bursitis aan de laterale zijde van het caput metatersale 5, vaak met varisatie van digitus 5, abductie van het os metatarsale 5 en exostosevorming (zie 4.22)
tarsaal tunnel syndroom (compressie van de n. tibialis onder het retinaculum flexorum achter de mediale malleolus)
(zie 6.19, 7.11)
tendinitis/tenosynoviïtis van de m. peroneus brevis (zie 6.20, 7.12)
tendinitis/tenosynoviïtis van de m tibialis anterior (zie 6.21, 7.13)
tendinitis/tenosynoviïtis van de m. tibialis posterior (zie 6.22, 7.14)
tenen (zie 3)
tenengang (zie 14.6, 16.7)
tibiaal stress syndroom (voorheen aanduid als ‘shin- splints’; meestal insertietendopathie van de m. tibialis post./ant.)
( zie 7.15, 15.11)
tractus iliotibialis- frictiesyndroom (zie 8.9, 15.12)
ulcera (wonden) (zie 2.7)
ulceratie (vasculair ulcus, neuropathisch ulcus, neuro- valsculair ulcus) (zie 10.12)
unguis incarnatus (ingegroeide nagel) (zie 1.9)
valgusstand van de calcaneus in combinatie met standsverandering in voet en been (zie 6.23)
varusstand van de calcaneus in combinatie met standsverandering in voet en been (zie 6.24)
verergering of continuering van pijn bij RA (zie 11.8)
verminderde beweeglijkheid in de gewrichten (zie 11.9)
verminderde dorsaalfexie in het enkelgewricht (zie 7.16)
verrucae (wratten) (zie 2.8)
verstandelijk gehandicapten (zie 19)
voetverzorging (zie 1.10 en 2.9)
voorvoet (zie 4)
wondbehandeling (zie 11.10)
wintertenen/perniosis/ fenomeen van Raynaud (zie 3.11)
zandteen of volleybalteen (zie 3.12, 4.23, 15.13)
7
8
11
16
16
16
16
16
16
17
17
17
17
18
18
18
18
18
18
18
19
19
20
20
20
20
20
21
21
21
21
21
21
22
22
22
22
22
22
23
23
23
24
24
24
24
24
24
25
25
25
25
25
26
26
26
27
27
27
27
27
27
27
28
28
28
28
28
28
28
29
29
29
29
30
30
30
30
30
30
30
31
31
31
31
31
31
32
32
32
32
32
32
32
32
33
33
33
33
34
34
34
34
34
35
35
35
35
35
36
36
36
36
36
36
37
37
37
37
37
37
38
38
38
38
39
39
39
39
39
40
40
41
41
41
41
41
41
42
42
42
42
42
42
43
43
44
44
44
44
44
44
44
44
45
45
45
46
47
47
47
47
47
47
48
48
48
48
48
49
49
50
50
50
50
50
50
50
50
50
50
50
50
50
50
51
51
51
51
51
51
51
52
53
53
54
55
55
56